bleef Breda een belangrijke garnizoensplaats, terwijl er zich een vrij bloeiende industrie
ontwikkelde.
In de monumenten spiegelt zich deze loop van zaken nog vrij getrouw af: in de
17de eeuw verrezen aanzienlijke gebouwen, als dat van den gouverneur, de Boterhal, het
Protestantsche Weeshuis, het Gasthuis, terwijl het Kasteel zijn zuid en zuidoost-vleugels
kreeg. Verder werden een aantal
der oude kerkelijke en liefdadige
gebouwen voor civiele en mili-
taire doeleinden ingericht, en
verrezen een aantal gevels in
Renaissance-stijl, waarvan echter
weinig meer over is. En na het
verval van de grootste helft
der 18de eeuw zien wij dan in
de laatste decenniën verrijzen:
de nieuwe Raadhuisgevel, de
Hoofdwacht, het Groot-Arse-
naal enz. alsmede een aantal weel-
derige particuliere woningen. De
herleving in de 19de eeuw doet
dan evenwel het hare om eene
beschrijving als de onze aan-
zienlijk te bekorten. Demping,
ontmanteling, slechting, slooping
zijn immers kenmerken van
dezen tijd.
Gaan wij de »Bautatigkeit”
van het begin der 17de tot dat
der 19de eeuw na, dan kunnen
we kort zijn over:
1. Het Kasteel, daar we reeds
gesproken hebben over den door
den architect Roomans omstreeks
1688 geheel in den geest van
het bestaande toegevoegde gedeelte, de wijziging van de poort in het zuidelijk voorgebouw,
en de overwelfde gang op de bovenverdieping. Wat het inwendige betreft, in 1746
werden op last van den Prins, die een belegering van Breda door de Oostenrijkers ver-
wachtte, een aantal tapijten en fraaie meubelen naar Den Haag vervoerd. Wat er later
hiervan teruggebracht is en wat er verder nog aan kostbaars was, is in 1795 op
zeer ruwe wijze verpakt en in Den Haag publiek verkocht. De oprichting der Militaire
Gevel aan de Torenstraat, hoek Brugstraat.
123
ontwikkelde.
In de monumenten spiegelt zich deze loop van zaken nog vrij getrouw af: in de
17de eeuw verrezen aanzienlijke gebouwen, als dat van den gouverneur, de Boterhal, het
Protestantsche Weeshuis, het Gasthuis, terwijl het Kasteel zijn zuid en zuidoost-vleugels
kreeg. Verder werden een aantal
der oude kerkelijke en liefdadige
gebouwen voor civiele en mili-
taire doeleinden ingericht, en
verrezen een aantal gevels in
Renaissance-stijl, waarvan echter
weinig meer over is. En na het
verval van de grootste helft
der 18de eeuw zien wij dan in
de laatste decenniën verrijzen:
de nieuwe Raadhuisgevel, de
Hoofdwacht, het Groot-Arse-
naal enz. alsmede een aantal weel-
derige particuliere woningen. De
herleving in de 19de eeuw doet
dan evenwel het hare om eene
beschrijving als de onze aan-
zienlijk te bekorten. Demping,
ontmanteling, slechting, slooping
zijn immers kenmerken van
dezen tijd.
Gaan wij de »Bautatigkeit”
van het begin der 17de tot dat
der 19de eeuw na, dan kunnen
we kort zijn over:
1. Het Kasteel, daar we reeds
gesproken hebben over den door
den architect Roomans omstreeks
1688 geheel in den geest van
het bestaande toegevoegde gedeelte, de wijziging van de poort in het zuidelijk voorgebouw,
en de overwelfde gang op de bovenverdieping. Wat het inwendige betreft, in 1746
werden op last van den Prins, die een belegering van Breda door de Oostenrijkers ver-
wachtte, een aantal tapijten en fraaie meubelen naar Den Haag vervoerd. Wat er later
hiervan teruggebracht is en wat er verder nog aan kostbaars was, is in 1795 op
zeer ruwe wijze verpakt en in Den Haag publiek verkocht. De oprichting der Militaire
Gevel aan de Torenstraat, hoek Brugstraat.
123