Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Martin, Wilhelm: De nieuwe catalogus van het Mauritshuis, [2]: Repliek
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0160
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
onderwerp kent. De schrijver doet dit niet en nu komt het mij eenigszins onvoorzichtig
voor onder deze omstandigheden een dergelijk oordeel uit te spreken." Hiertegenover
stel ik de vraag, of een museumdirecteur, een twijfelachtig geval ontmoetende op het
gebied zijner speciaal-studie, niet bij wijze van vraag die kwestie ook in den catalogus
mag stellen. Immers ja toch! Bovendien: men kan wel degelijk een schilderij voor een
oude copie houden, ook al kent men geen andere oude voorstellingen van hetzelfde
onderwerp. Mijn oordeel is in dit geval vooral gebaseerd op jarenlange nauwkeurige
bestudeering van het schilderij in het Mauritshuis, aan de echtheid waarvan naar ik meen
Bredius het eerst heeft getwijfeld, en dat ook naar mijn meening de vergelijking met authentiek
werk van Ruisdael niet kan doorstaan. Ik zie er nergens zijn hand in. In den catalogus
zeg ik, na te hebben vermeld, dat Dr. Hofstede de Groot alle drie de voorstellingen
voor eigenhandig houdt: «pourtant, dans notre tableau, il y a des faiblesses (p. e. dans
les figures, dans le ciel, dans la perspective etc.) qui nous font croire qu’il s’agit d’une
ancienne copie. Le tableau de la collection Thiem, dont nous connaissons la photographie,
a une perspective trés exacte, un dessin plus correct,” enz. Ik heb langzamerhand genoeg
echte strandjes van Ruisdael gezien, om te kunnen volhouden, dat het strandje in het
Mauritshuis niet goed genoeg voor Jacob Ruisdael is. Zijn de beide andere het ook niet,
dan is het best mogelijk, dat het origineel nog onbekend is of niet meer bestaat1).

De aanvullingen op de levensbeschrijvingen, door Dr. Hofstede de Groot gegeven,
zullen den bewerker van het meerendeel dier biografieën, Dr. Bredius, zonder twijfel
welkom zijn. Hetgeen door Dr. de Groot gezegd wordt aangaande Verstralen, komt, op
een kleinigheid na, op hetzelfde neer wat in den catalogus geconcludeerd wordt.
Dr. H. d. G.’s onderstelling, dat Verstralen, in plaats van 1630, 1603 gedateerd zou
hebben, is evenwel wat al te ver gezocht. De meest eenvoudige conclusie is toch immers,
dat de Verstralen, dien men in de oorkonden vindt, niet identiek is met den schilder
van het winterlandschapje.

Naar aanleiding van De Groot’s derde rubriek, de «opmerkingen over de schilderijen
en de daaraan toegevoegde aanteekeningen”, merk ik op, dat m. i. de aanteekeningen in
den catalogus veel te uitgebreid zijn. Zij waren het reeds in de uitgave van 1895 en
moesten het blijven in die van 1914, omdat de voorbereiding tot deze uitgave reeds
lang geleden was begonnen en veranderen van systeem de verschijning nog meer zou
hebben vertraagd.

Betreffende de in genoemde rubriek gemaakte opmerkingen zij nog het volgende gezegd:

No. 266. Willem van Haecht. Het sub No. 5 vermelde schilderij wordt in den
catalogus gezegd te zijn bij Sir Cuthbert Quilter. Ik meende te weten, dat de erven het
terug hadden gekocht en had dus eigenlijk niet moeten zeggen «appartenant a Sir C. Q_,”
maar: «collection Sir C. Q. f”. Het zal Dr. H. d. G. wellicht interesseeren, dat de terug-

1) Dr. Bredius deelt mij mede, dat hij er van overtuigd is, dat het schilderij der collectie Thiem
het origineel is. Bredius kende het reeds voordat het verpoetst werd. Er stond toen bovendien een
mooie echte handteekening van Jacob Ruisdael op.

147
 
Annotationen