Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Boekbesprekingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0179

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
niet onthield, thans nog vóór zijn vertrek naar Dusseldorf, waar hij met Dr. Koetschau
zal samenwerken, den Catalogus der schilderijen-verzameling heeft afgeleverd.

In het geheel omvat de collectie thans een aantal van over de driehonderd werken
der Duitsche, Nederlandsche en Italiaansche school, wanneer men de in bruikleen gegeven
verzameling Otto Wesendonck (223 schilderijen) en de 72 stukken, die de Koninklijke
Musea te Berlijn volgens haar decentraliseerend principe afzonderden, mederekent. Natuurlijk
is deze eenigszins bonte samenstelling van zoo verschillende bron in den Catalogus slechts
in de Voorrede aangegeven, terwijl verder de schilderijen eenvoudig alphabetisch behandeld
zijn en de weinige Franschen en Spanjaarden eveneens in dit geheel zijn opgenomen.

Gewichtig is de zin in de Voorrede van den Schrijver, waarin hij een toelichting
geeft bij zijn wijze van behandeling van de stof »(ich) glaubte keine bessere Form geben
zu können als indem ich bei der Abfassung dieses Buches Rücksicht auf die Bedürfnisse
des kunstgeschichtlichen Unterrichts an der Universitat nahm — daher die vielleicht
gar zu reich verstreute Literaturnachweise und die kleinen Künstlerbiographien, die immer
dann ausführlicher gestaltet wurden wenn es sich um seltenene Meister handelte.” Die
zin klinkt als een soort verontschuldiging, die voorwaar onnoodig is, want het in de
boven omschreven wijze verrichte werk is zóó verdienstelijk, dat het dit kleine boekje
tot heel iets anders maakt dan tot een conscientieusen inventaris van een wel aardig maar
toch niet groot provinciaal museum. Men kan er inderdaad zeer veel uit leeren. Niet
alleen zijn alle bijkomstige observaties, inscripties, facsimiles van handteekeningen, maten etc.
zoo volledig mogelijk meegedeeld, maar ook de Schrijvers, die zich in niet altijd gemakkelijk
toegankelijke en in ’t geheugen liggende tijdschriften en werken met deze meesters en
hun kunst hebben beziggehouden, worden chronologisch genoemd. Het gewichtigste ten
opzichte van het schilderij in questie wordt zeer in ’t kort maar voldoende meegedeeld.
Mondelinge en schriftelijke mededeelingen van kenners, voor de 17de-eeuwsche Nederlanders
vooral van Dr. Hofstede de Groot, die den Heer Cohen van advies diende, zijn er steeds
bij genoteerd, en de eigen opmerkingen van den saamsteller toonen, hoe hij in staat was
het meerendeel van dit reusachtige materiaal zelfstandig te beoordeelen en te verwerken.
Wie zich de moeite geeft aan de hand van de talrijke en zeer goede afbeeldingen een
bepaalde school door te werken is in eens in den breede geïnformeerd. En nu is het wel
waar, dat zulk een kunsthistorisch apparaat voornamelijk studeerenden aan de Universiteit
te Bonn ten goede komt en dat de verzameling daardoor eenigszins het karakter aanneemt
van de nuttige collectie te Straatsburg, maar wie ook zich buiten deze stad met dergelijke
zaken bezig houdt, zal toch dankbaar zijn voor de wetenschappelijke opvatting en de
voortreffelijke systematiek, waarvan iedere bladzijde getuigt.

Het kan hier geenszins mijn doel zijn enkele grepen te doen, toevoeging of correcties
te beproeven, die van zelf en niet het minst door den Schrijver op den duur noodig
zullen zijn, maar het is mijn bedoeling om door de vermelding en bespreking van dit
handige boek, voornamelijk in Nederland, eenige propaganda te maken voor een Museum
waarin zooveel interessante Nederlandsche schilderijen uit alle tijden in zoo kleine ruimte

166
 
Annotationen