Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Blok, Ima: Gegevens voor de geschiedenis der kleederdrachten (Kleeding) in de 14de eeuw, uit de rekeningen der grafelijkheid
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0207

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Geestelijke

kleeding.

1319. Om 2 corsete1) ende voeder. Rek. v. Zeel. 1. 187.

1343. Langhe cleder v. jonevrouw 16 ellen lakens. Rek. v. Holl. 2. 10.

1344. Corte cleder v. dubbel lasuyr 1 2 3) v. greyne s) (mire vrouwen haer suster). Rek.
v. Holl. 2. 218.

Deze »corsete” kan men het best vergelijken met het kleedingstuk »coers” door
Dr. E. Neurdenburg in haar dissertatie4) beschreven, een bovenkleed bestaande uit reepen
bont op borst en rug, waaraan een rok met plooien hing, een pelsrok. En deze »langhe
cleder” en »corte cleder”? Wellicht hebben wij ons hier de kortere kleeding voor te
stellen, die c. 1350 in gebruik kwam in de naburige landen (zie Post op. cit. blz. 25).

Eindelijk valt nog te berichten wat de posten ons over de geestelijke kleeding
verhalen; helaas zoo goed als niets.

1343—44. 1 paer cleder (kapelaan). Rek. v. Holl. 2, 44.

Tot slot hebben wij in het kort mede te deelen, wat de uitslag van het onderzoek
der grafelijkheidsrekeningen van Holland en Zeeland der 14de eeuw is.

Aan het hof der graven hier zal men zich langzamerhand den nieuwen vormen,
zooals die uit Frankrijk kwamen, aangesloten hebben (het hof der heeren van Blois
maakte eene uitzondering, daar het geheel onder Franschen invloed stond), terwijl de
kleeding der lagere standen weer, wat den vorm betreft, bij die van het hof zal ten
achter geweest zijn.

Het gering aantal verschillende kleedingstukken en de weinige inlichtingen, die we
over den vorm vinden, zouden er toe leiden te vooronderstellen, dat men hier niet zooveel
diverse kostuums had en weinig belang stelde in den vorm der kleederen, toch moet
men voorzichtig zijn in het trekken van dergelijke conclusies.

Wat het krijgskostuum betreft, waarover we het grootste en beste materiaal hebben,
er is toch met iets meer zekerheid van te zeggen: dat wij de bescherming met platen later
aangenomen hebben dan onze zuidelijke buren.

Ten tweede meent men een klein aantal kleuren en gedempte tonen te kunnen
onderscheiden.

Ook eenige kenschetsende Hollandsche benamingen voor kleedingstukken zijn te
noemen; wij hebben hier slechts het woord vkniebus” gevonden, maar dat kan aangevuld
worden met eenige woorden die ik in den loop van dit onderzoek elders heb aangetroffen.
Namelijk vindt men in de rekeningen der heeren Blois woorden als »stillegang", 1377—79
v. leer met houten zool, een soort trip of pantoffel dus; »stoep” is schoepe, een soort
tabbaerd en ’t Duitsche »schaube” later, uit dezelfde jaren; »gortrok”, een onderrok, een
om het middel gebonden rok, 1362 en 1379.

1) Keurs.

2) Blauw.

3) Stof van geiten- of kemelshaar.

4) Dr. E. Neurdenburg: vanNyeuvont,loosheitendepractike: hoesyvrou Lortse verheffen. — Utrecht.

194
 
Annotationen