Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Hoogewerff, Godefridus J.: Een nederlandsch "Monument" te Rome (Villa Borghese) en zijn bouwmeester, Jan van Santen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0222
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Op 18 April werden dan nog verklaringen afgelegd door twee getuigen a décharge,
die bij de vechtpartij op de Piazza Navona tegenwoordig waren geweest, beiden Nederlanders :
Cornelis Duyst en Wouter Strip. Vooral de getuigenis van den eerste geeft een levendige
beschrijving van het voorgevallene; de laatste had gedacht, dat het wel niet zoo erg zou
worden en had — daarom een goed heenkomen gezocht. Duyst stak ook wel geen hand
uit om van Santen te helpen, maar bleef tenminste toeschouwer tot het einde. Hij getuigt
als volgt:

»Ik bevond mij den 7en van deze maand wandelend op de Piazza Navona, in gezelschap
van meester Giovanni van Santen, Nederlander. Daar ontmoetten wij toevallig Arnaldo
Romolar, eveneens een landgenoot van ons. Deze voegde aan gezegde Giovanni,
wellicht omdat hij met hem op geen al te besten voet stond, allerlei onnette dingen

toe (molti termini indecenti), hem met de vuist dreigende en de pas afsnijdende, hem

ook beleedigend in het Hollandsch, zeggende »fielt”, dat een erg kras woord is in
gezegde taal. Giovanni, zich tot Romolar wendende, vroeg hem, wat hij van hem wilde
en waarom hij hem een »fielt” noemde; en nadat zij aldus tot hooge woorden waren
gekomen, raakten zij handgemeen, waarbij Giovanni aan het oog gewond werd. Hij
ging op de vlucht en toen Romolar hem achterna zette, zocht hij zich te verdedigen,

en toen hem bij geval een stuk hout in de hand kwam, verweerde hij zich daarmee

zoo goed mogelijk. Door den oploop van menschen kon ik verder niets meer zien.” —
De verklaring is door den getuige eigenhandig bekrachtigd en onderteekend. Zij werd
schriftelijk ingediend.

Uit de verdere stukken blijkt, dat Romelar een sujet was, dat er werk van maakte
van Santen te benadeelen en te belasteren, daarbij partij trekkend van een slordigheid,
waaraan de artistieke schrijnwerker zich schuldig had gemaakt. Den 12en April 1606
diende ook Romelar, wonende in de herberg de Witte Duif, van zijn zijde een aanklacht
in, waarin hij uiteenzette, hoe van Santen in het vorige jaar een brief had achtergehouden,
gericht aan een Nederlandschen kapelaan van de stichting der Anima. Deze brief was
aan den kapelaan gezonden door diens broeder te Antwerpen, met een ingesloten wissel
van 24 scudi op Nicolaas van Olst, plaathandelaar en drukker, wonende bij S. Maria
della Pace. Van Santen zou getracht hebben dien wissel te innen, maar de kapelaan was
door van Olst gewaarschuwd. Over deze zaak werd in de stad druk gesproken en het
gerucht had zich ook in het vaderland verbreid. Toen was Van Santen naar den kapelaan
gegaan, om dezen een verklaring op schrift te vragen, welke zijn naam van de aan-
gewreven smet zou zuiveren. De kapelaan was een goed man en had het document
gegeven; maar niettemin hadden de landgenooten te Rome over de aangelegenheid
gepraat. Romelar, of hoe hij heeten mag, schijnt druk te hebben meegepraat, want Van
Santen, met het stuk van den kapelaan in handen, dat hem vrijpleitte, had termen
gevonden om hem tot tweemaal toe wegens laster in de gevangenis te laten zetten. Dit
was de reden, waarom Romelar zich op de Piazza Navona zoo had opgewonden, en hij
beklaagt zich nu, de namen van verschillende te Rome wonende Nederlanders noemende,

209
 
Annotationen