Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Rooseboom, Matthijs P.: Jaarvergadering te Breda 23 - 26 Juni 1914
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0243

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Na op het Stadhuis de bezienswaardigheden in oogenschouw genomen te hebben,
gingen wij naar het Zuid-Hollandsch koffiehuis, alwaar Majoor F. van Erp, correspon-
deerend lid van den Bond, eene lezing zou houden over den Boro-Boedoer en de onder
zijne leiding uitgevoerde herstellingen. Deze bijeenkomst was ook opengesteld voor autori-
teiten en belangstellenden te Breda. De opkomst was niet zoo groot als men verwacht
had, waarschijnlijk ten gevolge van den stroomenden regen. Bij hen die het voorrecht
hadden de boeiende rede van Majoor van Erp aan te hooren en de schoone licht-
beelden te zien, zal deze avond echter zeker in langdurige herinnering blijven. Was het
onderwerp op zich zelf al van zeer groot interesse voor belangstellenden in architec-
tonische oudheden, de volkomen beheersching ervan door den spreker tot in de kleinste
bijzonderheden en de groote liefde en piëteit, die uit zijne kalme bewoordingen spraken,
brachten velen van ons onder een sterke bekoring van dit reusachtige tempel-complex
van het Boedhisme der midden-Javaansche bloeiperiode.

De algemeene ledenvergadering, Woensdag 24 Juni in Concordia, bezocht door
17 leden en 14 correspondeerende leden, werd om tien uur geopend door den Voorzitter
met eene rede, die zeer veel bijval oogste en hierachter afgedrukt is. Na vaststelling der
notulen van de vorige vergadering bracht de Secretaris het jaarverslag (eveneens hierna
afgedrukt) uit. Na eene kleine redactiewijziging werd ook dit aangenomen.

De Heer Dr. J. Kali vraagt hierop het woord over de poort aan de Dominicanerkerk
te Maastricht en meent dat het Bestuur nalatig is geweest in het vragen om inlichtingen,
waarop de Voorzitter antwoordt dat aan den fleer Kalf geen nadere inlichtingen zijn
gevraagd, omdat zijn schrijven reeds zeer met redenen omkleed was. Wel zijn deze gevraagd
aan Jhr. B. W. F. van Riemsdijk, wiens antwoord, mede onderteekend door Jhr. Mr. Ch.
Ruys de Beerenbrouck, hij voorleest. De Heer Kalf verklaart hiermede geen genoegen te
kunnen nemen. Zijns inziens waren de beoordeelaars onbevoegd. Het Bestuur had eenige
leden naar Maastricht moeten sturen om de zaak plaatselijk te onderzoeken en spreker stelt
voor eene commissie van drie leden te benoemen om dit alsnog te doen en dan later
hunne bevinding aan de vergadering ter beslissing te onderwerpen. De Voorzitter merkt
op dat dit niet door Dr. Kalf was gevraagd en dat er alreeds eene restauratie-commissie
bestaat, die hare meening nog moet uitspreken. Het stuk dat te redden viel was trouwens
niet van zoo overwegend belang dat het benoemen van eene bijzondere commissie ervoor
gemotiveerd was. De Heer Kalf antwoordt en zegt dat de zaak niet loopt over al of niet
afbreken, maar wel of er een gothisch of een modern portaal moet komen. Flierop
ontstaat een eenigszins uitgebreide gedachtenwisseling waaraan o.a. door de Heeren Bouricius,
Frederiks, Gimberg en Van der Pluym wordt deelgenomen. Het voorstel-Kalf tot benoeming
eener bijzondere commissie in stemming gebracht, wordt met 9 stemmen (3 tegen en 3 blanco)
aangenomen, terwijl de benoeming der leden aan het Bestuur wordt overgelaten J).

1) Hiertoe zijn benoemd de H.H. Dr. J. Kalf, J. A. Frederiks en J. J. Weve, die de benoeming
hebben aanvaard.

230
 
Annotationen