Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Rooseboom, Matthijs P.: Jaarverslag: van den secretaris
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0251

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
eerste commissie-vergadering hadden de Heeren Kalf en Vogelsang op zich genomen een
schema op te maken, dat als punt van uitgang bij de besprekingen zou kunnen dienen. Toen
hiervan na langen tijd niets werd vernomen, drong het Bestuur op eenigen spoed aan en gaf
het eindelijk aan Dr. Kalf in overweging om, als gebrek aan tijd hem belette zijn aandeel in
de mede door hem op zich genomen taak te volbrengen, deze aan een ander lid der Commissie
over te dragen. De Heer Kalf legde zich aanvankelijk hierbij neder, doch kwam later
hierop terug en beloofde het onderwerp spoedig voor behandeling gereed te maken; doch
de pogingen van het Bestuur om eenigen voortgang in de zaak te brengen werden tot
nog toe niet met eenig gunstig gevolg bekroond. Na deze, helaas, eenigszins sombere
beschouwing doet het resultaat der Museum-Commissie des te weldadiger aan. Deze bracht
hare belangrijke taak tot een gunstig einde en op de algemeene vergadering van 14 Februari j.1.
werd de derde en tevens laatste serie stellingen aangenomen. Zooals reeds in het Bulletin
vermeld is, zal de Commissie nu nog eene uitgave van het geheel der stellingen, definitief
geredigeerd en met voorbeelden uit de praktijk toegelicht, voorbereiden.

Het optreden van een nieuw Ministerie gaf ons Bestuur aanleiding de aangenomen
stellingen betreffende een Historisch Museum, afzonderlijk te doen afdrukken en met een
begeleidend schrijven aan de leden van de beide Kamers der Staten-Generaal te doen
toekomen. Den Minister van Binnenlandsche Zaken werden ze persoonlijk aangeboden
door den Bondsvoorzitter, die daartoe met den Secretaris audiëntie had aangevraagd;
tevens maakte hij van de gelegenheid gebruik om de belangen eener wettelijke monumenten-
zorg warm te bepleiten. Alhoewel Zijne Excellentie bij de zeer urgente zaken die op
afdoening en voorziening wachtten en in verband met de beschikbare geldmiddelen, niets
kon toezeggen, bleek toch uit de belangstelling waarmede de uiteenzetting van den
Voorzitter werd gevolgd en de zéér zakelijke vragen, die de Minister hier en daar stelde,
dat voor de toekomst wel eenige verwachting mag gekoesterd worden.

Het ontwerp successie-wet noodzaakte het Bestuur andermaal stappen bij de
Regeering te doen. In een adres aan den Minister van Financiën werd de wenschelijkheid
uiteengezet dat niet alleen schenkingen aan het Rijksmuseum, doch ook schenkingen en
legaten aan alle openbare musea vrij van het recht van successie zouden zijn, terwijl ook
tegen de voorgestelde bepaling, dat schenkingen onder levenden, ook aan openbare musea
aan een recht van 20% onderhevig zouden zijn, geprotesteerd werd. Ook dit adres werd
aan de leden der beide Kamers toegezonden en werd persoonlijk, op eene audiëntie bij
den Minister, op 6 Nov. j.1., door den Bondsvoorzitter toegelicht. Zijne Excellentie zag
het fnuikende dezer bepalingen voor onze openbare musea terdege in, zoodat de hoop
gegrond is dat voor legaten aan openbare musea een modus vivendi zal gevonden worden,
terwijl de schenkingen onder de levenden vrij van recht zullen gaan.

Zoo nu en dan mochten wij van leden of correspondeerende leden aanwijzingen
ontvangen, die in twee gevallen aanleiding gaven actief op te treden. In Februari werd
vanwege den Bond een verzoekschrift gericht aan B. en W. van Amsterdam, tot behoud
van het zoogenaamde «Pesthuis” of Buitengasthuis. Het behoud van dit zoo interessante

238
 
Annotationen