Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI issue:
Inhoudsopgave
DOI article:
Martin, Wilhelm: Over museumscatalogi
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0273
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
zelfs mijn opvolger blijkt, geen kennis te hebben genomen van hetgeen toen als bouwstof
voor een nieuwen katalogus is bijeengebracht! (Zie blz. 78 bovenaan van mijn vorig artikel).

Een bezwaar van den directeur tegen een wetenschappelijken catalogus in strengen
zin is, dat hij niet genoeg koopers vindt voor een snellen verkoop, dus óf bij een kleine
oplaag te duur, óf bij een groote te spoedig verouderd moet worden en dat er te lange
tusschenpoozen ontstaan tusschen de verschillende uitgaven. Dit bezwaar zou gelden, indien
de uitgave een particuliere onderneming ware, die niet alleen zich zelf moest bedruipen,
maar ook winst afwerpen. Het Rijk is zeer goed in staat iedere zes, acht, of tien jaar
een wetenschappelijken catalogus uit te geven, die noch te duur noch te groot van oplaag
is. De lange tusschenruimten, die thans bestaan -1), zijn niet het gevolg van duurte of te
groote oplaag, maar eenvoudig daarvan, dat de directie niet op den dag, dat het laatste
exemplaar van de oude oplaag verkocht werd, het eerste van de nieuwe gereed had.

October 1914. _ CORN. HOFSTEDE DE GROOT.

Van de gelegenheid, die de Redactie mij verschaft, om »snel en kort” op het
bovenstaande te antwoorden, maak ik gebruik om er nogmaals op te wijzen, dat mijn
repliek ten doel had, den door Dr. H. d. G. gevestigden indruk, als zou er al te veel
ontbreken aan den nieuwen catalogus van het Mauritshuis, weg te nemen. Dat Dr. H. d. G.
dien indruk heeft willen vestigen, heb ik nooit geloofd en ook nergens gezegd. Maar ik
achtte die bladzijden vol van deels juiste, deels onjuiste opmerkingen schadelijk voor den
naam der nieuwe uitgave en ik vlei mij nog steeds met de hoop, met mijn repliek mijn
doel te hebben bereikt.

De in het hier bovenstaand opstel behandelde kwesties van catalogus-systematiek
kunnen in deze korte dupliek onmogelijk besproken worden. Alleen wil ik hier Dr. H. d. G.
in zooverre uit den droom helpen, dat onder aesthetische karakteristiek geenszins is te
verstaan de zeer subjectieve meening van den Directeur omtrent wat mooi is en wat
niet, maar veeleer die objectieve karakteristiek, die de schoonheidselementen der schilderijen
analyseert en die b.v. wijst op den bouw van de groep in Rembrandts Anatomische Les,
op de artistieke eigenschappen van Potter’s Stier enz.

Uit den verderen inhoud van Dr. H. d. G.’s opstel moet ik nog op twee punten
van dupliek dienen.

In de eerste plaats dient de onjuistheid geconstateerd van Dr. H. d. G.’s bewering,
dat ik »den inhoud van verreweg de meeste opmerkingen stilzwijgend toegeef”. Immers
op blz. 144, laatste en voorlaatste regel, spreek ik uitdrukkelijk van »die opmerkingen
van Dr. de Groot, die van werkelijk belang zijn en die ik gaarne aanvaard.” Is dat
stilzwijgend toegeven?

Ten aanzien van de noot, waarin Dr. H. d. G. verklaart, mij geen verdere aan-
vullingen voor de nieuwe uitgave te hebben gezonden, omdat hem de mededeeling van
het oogenblik waarop die gewenscht werden nooit bereikt heeft, moet ik opmerken, dat

1) Twintig jaren tusschen de catalogi van 1875 en 1895; 19 tusschen dezen laatste en dien van 1914.

260
 
Annotationen