Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Hinweis: Ihre bisherige Sitzung ist abgelaufen. Sie arbeiten in einer neuen Sitzung weiter.
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Martin, Wilhelm: Over museumscatalogi
DOI Artikel:
Verslagen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0274

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
ik Dr. H. d. G. herhaaldelijk mondeling op de hoogte heb gesteld van den voortgang
van het werk, zonder in het minst te vermoeden, dat een dergelijke formeele mededeeling
noodig was om opgave te verkrijgen van aanvullingen, die voor een deel zelfs fouten
betroffen in de uitgaaf van 1895. Waarom Dr. H. d. G., die wist, hoe slecht het werk-
exemplaar vóór mijn optreden als onderdirecteur was bijgehouden, het beschikbaarstellen
van die aanvullingen afhankelijk heeft gesteld van een formaliteit, blijft mij een raadsel.
Het was er toch immers ten slotte om te doen, dat het werk zoo goed mogelijk werd.
Het spijt mij, dat Dr. H. d. G. geen aanleiding heeft gevonden om mij vóór den druk
spontaan die mededeelingen te doen, die hem nuttig schenen.

Den Haag, 1 Dec. 1914. W. MARTIN.

□ VERSLAGEN. □

Het elfde jaarverslag (over 1913) der Rijkscommissie voor de monumenten van
geschiedenis en kunst bevat de gewone mededeelingen aangaande bemoeiingen der
Commissie in verschillende gemeenten des lands. We teekenen hieruit op, dat gered
waren of (resp.) zeer waarschijnlijk behouden zouden blijven : het Munttorentje te Deventer,
de kerk te Halsteren, de gemetselde torenspits te Heemskerk, de kerk te Limbricht, het
»Spaansche gouvernement” te Maastricht, de pastorie te Scheiluinen, de voormalige doopkapel
te Tiel, een oude gevel aan de Melkmarkt te Zwolle, de Wijndragerstoren eveneens te
Zwolle. Gevaar bleef bestaan voor de kapel te Nijhoven, het huis Hoekelum (Ede), het
kasteel Harmelen, de kerk te Lunteren, het pakhuis aan de Donkere Gaard te Oudewater,
de Nieuwstadskerk en haar torenhelm te Zutfen. Verloren gingen de gebrande glazen
van het huis »de Spijker” te Brakel, het Gildehuis te Hasselt, een paar geveltjes aan het
Haringvliet te Rotterdam.

Belangwekkend zijn de bijzonderheden over een tweetal gouden reliekkruisen, die
oorspronkelijk toebehoorden aan het kapittel der O. L. V.-kerk te Maastricht, maar zich
sinds 1837 in het bezit van het Vaticaan bevinden. Het eene, vermoedelijk uit de
6de eeuw dagteekenend, is vervat in een staurotheek, een met steenen bezet drieluikje van
geciseleerd goud, dat de beeldjes van Jezus, Maria en eenige heiligen, alsmede dat van
keizer Constantijn vertoont. Een Grieksch opschrift in metrischen vorm noemt »Joannes”
als den maker. Het tweede is een patriarchaal kruis, Byzantijnsch werk, vermoedelijk uit
de elfde eeuw. Het is versierd met cabochons, parelen en medaillons en blijkens opschrift,
op last van een keizer Romanos vervaardigd. Van deze beide voorwerpen konden, dank
zij de bemiddeling van Dr. Brom te Rome, fotografische opnamen gemaakt worden.

De verschijning van den voorloopigen inventaris van Zuid-Holland kan men
spoedig tegemoet zien; die van Gelderland en die van Groningen zullen volgen.

Pijnlijk doet in de huidige omstandigheden de mededeeling aan, dat de Belgische
regeering, met het oog op de instelling eener Belgische Commissie voor de beschrijving

261
 
Annotationen