Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Verslagen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0277

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Verslag van het Museum Boymans te Rotterdam over het jaar 1913. — Om de
belangrijke bijzonderheden over den toestand van eenige schilderijen voor en na de
restauratie, nemen wij het volgende uit het verslag over: »Bij het wegnemen van het
blind geworden vernis van het schutterstuk van 1604 bleek, dat de achtergrond geheel
zwart overschilderd was; op den licht grijzen fond, die voor den dag kwam, komen de
in zwart gekleede figuren thans veel beter uit. Links kwam nog een portret aan het licht,
reeds lang geleden weggeschilderd. Te oordeelen naar den roemer wijn, dien deze persoon
in de hand houdt, is dit óf de kastelein van den Doelen, óf een zelfportret van den
schilder. Van de hand van denzelfden onbekenden kunstenaar, die voorloopig betiteld
wordt als de »Rotterdamsche portrettist”, is het portret van kapitein Hartman, gedateerd
1603. De portretten van J. P. Coen en zijne vrouw Eva Ment in het Westfriesch Museum
te Hoorn, tusschen 1625 en 1627 geschilderd, zijn ook van dezen kunstenaar. In Stuttgart
en Boedapest bevinden zich eveneens portretten van hem. Zijn werk komt ook in den
kunsthandel voor, soms onder zeer hoog klinkende namen.

De achterzijde van de Johannes-temptatie door Dirck Bouts werd van haar verf
ontdaan. Het vermoeden, dat zich hieronder een grisaille schildering zou bevinden, bleek
juist; er kwam eene Heilige Agnes aan het licht, met haar lammetje op een voetstuk
geplaatst; het geheel in een gothisch geprofileerde nis; de staat van conservatie was
betrekkelijk goed. Het familiewapen, dat, hoewel beschadigd, nog te herkennen is, zal
wellicht eens de vroegste geschiedenis van dit belangrijkste stuk onzer verzameling primitieven
ophelderen.

Evenzoo werd het bekende Noord-Italiaansche schilderij Nymph en Satyr aan de
voor- en achterzijde van oude overschildering ontdaan. In den catalogus van 1811 bevindt
zich een aanteekening van Boymans zelve, die het stuk aan Correggio geeft en daarbij
opmerkt: »Dit is een zeldzaam fraai stuk, maar moet, gehavend geweest zijnde, met
overleg worden schoongemaakt.” Hieraan is thans gevolg gegeven. Op den achterkant
kwam eene beschildering te voorschijn, een landschap voorstellend met een olijfboom,
waarvan eenige vruchten afvallen. Op een cartellins dwars over den boom staat geschreven:
»In felix fatum, cadit ah! de ramis oliva.” Behalve door het aanbrengen van enkele
klampen, bleek deze geheel in gobelin-toon gehouden achterkant, verder in niets beschadigd.
De voorkant van het schilderij was in vroeger tijden zonder noodzaak van een nieuwen
achtergrond voorzien; de oorspronkelijke achtergrond kwam weer gaaf aan het licht: een
avondhemel, rechts de ondergaanden zon, links witte wolken, in ’t midden een zware
boomstam. Behalve aan Correggio werd dit schilderij reeds aan Titiaan en Veronese
toegeschreven; de juiste attributie, die elders zal worden toegelicht, bleek te zijn Dosso Dossi.”
Afbeeldingen dezer schilderijen begeleiden het verslag.

Nadat vele schilderijen in de zaal der primitieven van passende lijsten waren
voorzien, werd tot een definitieve opstelling dezer stukken overgegaan. »In verband met
de nieuwe attributie aan J. A. van Ravesteijn, werd het kapitale portretstuk van
Johan van Eyck, zijne vrouw Margaretha Musch en hun zoon, afkomstig van het kasteel

264
 
Annotationen