Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 11.1918

DOI Heft:
[Nr. 2]
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Monumentenbescherming in Oorlogstijd
DOI Artikel:
Six, Jan: Zesde voorloopig verslag omtrent de schilderingen in de Kap van de Zuider- of St. Pancraskerk te Enkhuizen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19837#0078
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
gered, zal reeds een resultaat verkregen zijn, dat den dank doet verdienen van het
nageslacht. De voorbereiding zal niet gemakkelijk zijn en de te nemen besluiten zullen
niet onaangevochten blijven, doch de leidende gedachte zal ingang vinden en tot een
zegen worden voor de ideëele bezittingen, evenals de eerst veel bestreden pogingen van
het Roode Kruis dit thans reeds zijn voor de levende slachtoffers van den oorlog.

J. C. OVERVOORDE.

ZESDE VOORLOOPIG VERSLAG OMTRENT DE SCHILDERINGEN IN DE KAP
VAN DE ZUIDER- OF ST. PANCRASKERK TE ENKHUIZEN 2).

Nog eens heeft de uitkomst niet aan de verwachting beantwoord. De laatste travee,
boven het orgel, bleek onbeschilderd. Wel bevatte de elfde, zooals vermoed werd, de
bespotting volgens den Spiegel, met een besluierd gelaat; terwijl de doornenkroning, in
de tiende, reeds in een vorig verslag vermeld, een vermenging vertoont van de voorstellingen
in Speculum en Biblia pauperum. Daar tegenover staat de bespotting van Elisa naar het
laatst genoemde boek, maar met een leeuw en een wolf, die de kinderen verscheuren.

Veel wonderlijker is nog wat het elfde vak te zien geeft naar het Speculum en volmaakt
onverklaarbaar zonder wat wij daar lezen : I|m: bit lliatic fuit £uffOCatU«( <»pUt!<? illbeOtUllt,
d. i. »Hur de man van Mirjam werd gesmoord door het speeksel der Joden.”

Daarbij wordt verwezen naar <E*JCaiJ. XVII Capitlllo, waar Hur wel vermeld
wordt, maar niet het verhaal, dat de Spiegel geeft met deze woorden:

üubri t£tl gin £putl£ <tut£ farietn Crl^tl maculabcrunt
pee pboïotra<» tiituïi cmiflattlf'i pccppucati fuerunt
Cumgue frlil i^raljel beo?» allcna^ £i&t faccre liole&ant
SCaron et ï)ur maritu£ tnarlae iptfitrê ce^t^ta&ant
dEt tune lilt inblgnati in Ijur ircuerunt
€t in eum eppuenti^ ip^um £putt£ éuffocaliramt

dus: »Die Joden die het gelaat van Christus met hun speeksel bezoedelden, waren te
voren verbeeld door de afgodendienaars van het gegoten kalf. En toen de zonen van
Israël vreemde góden voor zich zelf wilden maken, weerstreefden Aaron en Hur, de
man van Maria zelve. En toen vielen zij verontwaardigd op Hur aan en op hem spuwende
versmoorden zij hem in hun speeksel.”

Nu is het zeker opmerkelijk dat de plaats, die Hur in Exodus inneemt, gelijkwaardig
aan die van Aaron, zoowel XVII, 10 wanneer zij de handen van Mozes bij zijn gebed
ondersteunen, als XXIV, 14, waar Mozes hen als zijn plaatvervangers aanwijst, bijzonder
goed zou passen voor hun zwager en de Leidsche vertalers ook het vermoeden uitspreken,
dat hij in andere verhalen over de omzwerving een belangrijker rol zou hebben gespeeld.
In het bijzonder mist men zijn vermelding in XXXII, wanneer Mozes afwezig 1

1) Bulletin 1912 blz. 51, 1913, blz. 87, 1914 blz. 167, 1915 blz. 59, 1917 blz. 28.

68
 
Annotationen