Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 2.1889

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.24586#0186

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
i?5

1SAAC DA COSTA.

dichtten, was onberispelijk. De Nederlandsche natuur ver-
loochende zieh niet; gelijkmatig als het stampen van een
stoomwerktuig klonk der stiehters versval. Hunne taal,
hoewel kleurloos, was zuiver. Voor hunne ondiepe gedach-
ten kozen zij somtijds winderige woorden : een storm in
een glas water! En hunne gevoelens tartten steeds in
kalmte den gladden Spiegel van eene vaderlandsche
trekvaart.

In Bilderdijk zagen al die diehters, en zien ook
wij thans nog hunnen grootmeester. Welk een ontzaglijk
taalgevoel had die man, hoe wist hij den vorm te kneden,
en met maat en rijm te speien. Terecht zeide hij van
zieh zelven :

« Roem mijn werkzaam schrijven niet,

Dat mij slechts de borst ontschiet;
k Hou niet van iets op te vijzelen.

Die mij van een toren stiet,

Zou me in gruizels doen verbrijzelen;

Maar dat gruis naar allen schijn,

Zou gebroken verzen zijn.

Doch grootsche gewrochten, die eene letterkunde
stempelen en haar eene eervolle plaats in de wereld-
literatuur verzekeren, vermocht hij niet te leveren. Zou
De Ondergang der eerste Wereld niet in de eerste
plaats door den dichter onvoltooid zijn gelaten, omdat
hij gevoelde zijn ideaal niet te kunnen bereiken. Hem
ontbrak de mächtige aandrift en het genie, tot het
scheppen van een heldendicht vereischt, en onnoodig
is het hoog op te halen van huiselijke en vader-
landsche rampen, waar eene zoo natuurbjke verklaring
voor de hand ligt. Homerus’ beiden kijven, eten, minnen,
baten, strijden als menschen, Bilderdijks helden zijn
wassen beeiden, of opgedraaide poppen, die zieh kunst-
matig bewegen. Telkenmale wordt in zijn heldendicht

IS
 
Annotationen