ISAAC DA COSTA. 183
rechten der geboren Spanjaarden werden gewaarborgd, en
jzij alle eereposten konden bekleeden, vermengden zij zieh
w'eldra dermate met de inboorlingen, dat na körten tijd geen
spoor van hunne herkomst ineer voorhanden was. Het
tegendeel was het geval bij hen, welke door den koning van
Portugal gedwongen werden het geloof van zijn land aan
te nemen; dezen bleven, ook na hünne bekeering tot den
staatsgodsdienst, van de overige inwoners steeds afgeschei-
den, daar het hun niet vergund werd eereposten te beklee-
den. Vele Spaansche en Portugeesche Joden, die hun geloof
niet hadden willen afzweren, waren naar de Zeven-Provin-
cien uitgeweken, gevolgd door die Portugeesche, welke na
hunnen overgang tot het katholicisme zieh in hunne
staatsburgerlijke rechten miskend zagen. Da Costa, de
nakomeling van een dezer uitgeweken geslachten, steeds
met geestdrift naar dit Spaansch-Portugeesch tijdperk terug-
ziende, wees als de bezielers zijner eenzijdige liefde aan : de
in Portugal geadelde voorvaderen, die Da Costa’s zilve-
ren beenderen in hun wapenschild voerden (i), den Leeuw
van zijn Vorstelijk geslacht, die in Spanje zoo wakker nog
brulde (2), den genoemden dichter Hallevi, die door een
onweerstaanbaren drang naar Palestina gedreven, daar den
dood vond onder de hoeven van het ros eens Beduinen (3),
het kroost der verstootene Hagar, dat zieh wereldrijken
veroverde (4). Dit alles was in overeenstemming met zijne
aristocratische inborst, welke niet onderdeed voor Bilder-
dyks Teisterhants-gezindheid, in overeenstemming met
zijne idealistische diebtgave, waardoor hij niet als de natu-
ralisten onzer dagen het wormpje aan zijn voet kruipen,
(1) Zie zijn gedieht : Uit Portugal.
(2) Aan Doctor Abraham Capadose.
(3) Ui'. Palestina.
(4) Hagar.
rechten der geboren Spanjaarden werden gewaarborgd, en
jzij alle eereposten konden bekleeden, vermengden zij zieh
w'eldra dermate met de inboorlingen, dat na körten tijd geen
spoor van hunne herkomst ineer voorhanden was. Het
tegendeel was het geval bij hen, welke door den koning van
Portugal gedwongen werden het geloof van zijn land aan
te nemen; dezen bleven, ook na hünne bekeering tot den
staatsgodsdienst, van de overige inwoners steeds afgeschei-
den, daar het hun niet vergund werd eereposten te beklee-
den. Vele Spaansche en Portugeesche Joden, die hun geloof
niet hadden willen afzweren, waren naar de Zeven-Provin-
cien uitgeweken, gevolgd door die Portugeesche, welke na
hunnen overgang tot het katholicisme zieh in hunne
staatsburgerlijke rechten miskend zagen. Da Costa, de
nakomeling van een dezer uitgeweken geslachten, steeds
met geestdrift naar dit Spaansch-Portugeesch tijdperk terug-
ziende, wees als de bezielers zijner eenzijdige liefde aan : de
in Portugal geadelde voorvaderen, die Da Costa’s zilve-
ren beenderen in hun wapenschild voerden (i), den Leeuw
van zijn Vorstelijk geslacht, die in Spanje zoo wakker nog
brulde (2), den genoemden dichter Hallevi, die door een
onweerstaanbaren drang naar Palestina gedreven, daar den
dood vond onder de hoeven van het ros eens Beduinen (3),
het kroost der verstootene Hagar, dat zieh wereldrijken
veroverde (4). Dit alles was in overeenstemming met zijne
aristocratische inborst, welke niet onderdeed voor Bilder-
dyks Teisterhants-gezindheid, in overeenstemming met
zijne idealistische diebtgave, waardoor hij niet als de natu-
ralisten onzer dagen het wormpje aan zijn voet kruipen,
(1) Zie zijn gedieht : Uit Portugal.
(2) Aan Doctor Abraham Capadose.
(3) Ui'. Palestina.
(4) Hagar.