Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 2.1889

DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.24586#0761

DWork-Logo
Überblick
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
LOUIS ROYER.

724

felijks aan de aarde te hebben geschonken, bewees de
thans vergrijsde kunstenaar zelf slechts een sterveling
te zij’n. Op zijne beurt lag hij op het ziekbed uitge-
strekt, niemand van zijne omgeving meer herkennende,
onmachtig een woord meer te spreken. Vergeten waren
de talrijke medailles, die ginds in haar foudralen schit-
terden, als vingen zij nog een jongsten' lichtstraal op
dier ondergaande zon; vergeten hingen de lauwerkran-
sen te verdorren, wier groen hem altijd nog zoo lief
was gebleven; vergeten was de werkplaats, dat paradijs
van den beeldhouwer; vergeten stonden daar de reu-
zengestalten , eens door die verstijvende vingeren in
het leven geroepen, vergeten was het goud door noesten
vlijt bijeenvergaard, zelfs de kunst, de opperheersche-
resse, lag voor het eerst veronachtzaamd aan zijne sponde
neergeknield.

Het geluk alleen. dat geluk dat zoo weinig en

toch ook weer zoo veel mocht heeten. bleef voor zijn
heendolenden geest voortflikkeren als de eenige toorts
in Staat om deze duisternis te doorglansen, en toen
zijri oog datzelfde kunstlicht aan gene zijde van den
donkeren oceaan zag schitteren, openden zijne lippen
zieh een laatste maal tot woorden en sprak hij luid
en duidelijk als de openbaring van een die meer dan
de aarde heeft aanschouwd : « La poesie ne finit pas! »
 
Annotationen