BOUWKUNST.
9
Deze laatste heeft de inrichting van de groote binnen-
ruimte bepaald, aan het middenschip en het kruis
gewelven gegeven, en overeenstemmend met dezen, de
hooge vensters van het middenschip naar plaats en
vorm gewijzigd.
Zij heeft alle profielen, op enkele uitzonderingen
na, vervormd, de tusschenzuilen op overdreven wijze
laten verdünnen en den blik op het koor door een
reusachtige hoogzaal en leuningen afgesloten. Eindelijk
is in nieuwen tijd het gebouw van binnen met afschu-
welijke witte en geele kalk overdekt.
Laat ons trachten een beeid der kerk, zooals zij
zieh voor de wanstaltigheden vertoonde, voor den geest
te brengen.
Blijkbaar was zij eene basiliek met vlakke bedek-
king en gewelfd koor, dwarsbeuken en zijschepen.
Boven den vierhoek van het kruis bevond zieh een
toren, welke door hooggelegene vensters de kerk ver-
lieht. Deze was echter niet gewelfd.
Bij nadere beschouwing zien wij dat de westelijke
toren en de geheele westelijke gevel niet aan het eerste
tijdperk van den bouw, maar aan het laatste deel van
den romaanschen tijd, missehien eerst aan de dertiende
eeuw moet toegeschreven worden.
En zelfs het daarvan overgebleven gedeelte is niet
van een’ en dezelfden tijd.
Het onderdeel van het middenschip duidt aan, dat
men oorspronkelijk een’ samenhangenden gewelfbouw,
waarin elke travee, bestaande uit een stelsel van twee
gewelfjukken in de zijschepen, of een in het midden-
schip (dus 3 gewelfsvakken = travees), wilde oprichten,
en dat men van dit plan is afgeweken, toen men de
hoogte der kerk onder de gaanderijen had bereikt.
De vorm der pijlers verändert, de pilasters welke nu
9
Deze laatste heeft de inrichting van de groote binnen-
ruimte bepaald, aan het middenschip en het kruis
gewelven gegeven, en overeenstemmend met dezen, de
hooge vensters van het middenschip naar plaats en
vorm gewijzigd.
Zij heeft alle profielen, op enkele uitzonderingen
na, vervormd, de tusschenzuilen op overdreven wijze
laten verdünnen en den blik op het koor door een
reusachtige hoogzaal en leuningen afgesloten. Eindelijk
is in nieuwen tijd het gebouw van binnen met afschu-
welijke witte en geele kalk overdekt.
Laat ons trachten een beeid der kerk, zooals zij
zieh voor de wanstaltigheden vertoonde, voor den geest
te brengen.
Blijkbaar was zij eene basiliek met vlakke bedek-
king en gewelfd koor, dwarsbeuken en zijschepen.
Boven den vierhoek van het kruis bevond zieh een
toren, welke door hooggelegene vensters de kerk ver-
lieht. Deze was echter niet gewelfd.
Bij nadere beschouwing zien wij dat de westelijke
toren en de geheele westelijke gevel niet aan het eerste
tijdperk van den bouw, maar aan het laatste deel van
den romaanschen tijd, missehien eerst aan de dertiende
eeuw moet toegeschreven worden.
En zelfs het daarvan overgebleven gedeelte is niet
van een’ en dezelfden tijd.
Het onderdeel van het middenschip duidt aan, dat
men oorspronkelijk een’ samenhangenden gewelfbouw,
waarin elke travee, bestaande uit een stelsel van twee
gewelfjukken in de zijschepen, of een in het midden-
schip (dus 3 gewelfsvakken = travees), wilde oprichten,
en dat men van dit plan is afgeweken, toen men de
hoogte der kerk onder de gaanderijen had bereikt.
De vorm der pijlers verändert, de pilasters welke nu