Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3.Ser. 3.1890

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.24588#0035
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
DER TOONKUNST.

29

er zich gaarne in, en had, gelijk zijne voorgangers,
eene onovertreffelijke schaar zangers. » Sprekend van
Karei den Stoute, zegt hij zeer uitdrukkelijk dat deze
vorst « de toonkunst Inoefende, zong en den zang
van vele wel gemaakte en wel op noten gestelde lie-
deren vervaardigde. »

Chastellain bevestigt dit feit in den korten zin :
« II avait son clair, sinon en musique, dont il avoit
1'art. »

Bij Meyer klinkt dezelfde noot. Maar alvorens
verscheidene uitmuntende meesters van zijn land op te
noemen, doet hij, en voor het eerst met zooveel kracht,
eene andere snaar trillen. Fcecunda Flandria genetrix
est laudatissimorum cantorum (Vlaanderen is eene vrucht-
bare moeder van uitstekende zangers). In zijne naamlijst
wordt Willaert als geboortig van Roeselare beschouwd,
Rosalaria oriundus; gewichtige bewering voortkomend
van een tijdgenoot, bijna een nabuur, en die tot op den
dag van heden niet op ernstige wijze wederlegd werd.

Nog niets over de inrichting der muziekscholen,
zoowel godsdienstige als wereldlijke, niets over de gilden,
de speeltuigen, enz.

Nu en dan maken de theorieën, zeer kostbaar voor
de werktuigelijke studie der kunst, een uitstapje op het
gebied der levensbeschrijving. Dit bewijst ons eene
plaats uit het boek De Contrapuncto van Tinctoris,
waar de schrijver onze zangers en onze toonzetters
looft, zonder de meesters te vergeten, die hen in de
geheimen der kunst hebben ingewijd.

Het werk werd voltooid in 1477. Tinctoris verklaart
dat de toonzettingen vóór veertig jaar verschenen « niet
waard zijn gehoord te worden. » Du Fay en Binchois
nu behooren tot dit tijdstip en door eene zonderlinge
tegenspraak worden zij met onderscheiding vermeld.
 
Annotationen