Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 9.1896

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26591#0513
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
HET VOORMALIGE WATERPOORTJE. 503

brug reeds versterkt moet zijn geweest, en deze
versterking moet volgens het algemeen gevoelen der
geschiedkenners worden toegeschreven aan Drusus,
die volgens het getuigenis van den Romeinschen
geschiedschrijver Florus, omstreeks het jaar 10 v. Chr.
verscheiden forten langs de Germaansche rivieren
deed bouwen.

Zooals wij boven van Tacitus vernamen, trok
Claudius Civilis op zijn marsch door het land der
Sunici en lijfde hunne jongelingschap bij zijn leger
in. In dat land der Sunici nu lagen het gebied van
Valkenburg en de voormalige kantons Oirsbeek,
Meersen, Heerlen en Kerkrade, welke doorsneden
werden door den Romeinschen heirweg van Keulen
naar Tongeren. De namen van verschillende Lim-
burgsche dorpen herinneren nog heden ten dage
aan dien stam der Sunici, als : Schinveld, Schinnen,
Schinmert en Schin-op-Getil. (1) Het lijdt dus geen
twijfel of Claudius Civilis heeft, om de Maasbrug te
bereiken, den heirweg van Keulen naar Tongeren
moeten volgen, zooals uit de richting er van afdoende
blijkt. (2)

Na Tacitus is het Ammianus Marcellinus, bij
wien men bijzonderheden betreffende Maastricht heeft
gemeend te ontdekken. Deze geschiedschrijver ver-
haalt nl., dat keizer Juliaan de Afvallige bij zijn terug-
keer uit Duitschland, omstreeks het jaar 357 na Chr.,
de Franken belegerd hield in eene sterkte, waarlangs
de rivier de Maas stroomde. (Castelhmi oppidum,

([) Met deze verklaring van J. Habets, zijn de taalkundigen het niet

eens.

(2) J. Habets, De'convertes d’antiquités dans le düché de Linibourg.
Publications, deel 18. blz. 72.
 
Annotationen