Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

De Dietsche warande: tijdschrift voor kunst en Zedegeschiedenis — 3: 9.1896

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.26591#0512

DWork-Logo
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
502 HET VOORMALIGE WATERPOORTJE.

zwemmende overstaken en Labeo in den rug aan-
vielen. Terzelfdertijd begaf Civilis, ’t zij uit vermetele
koenheid, ’t zij door dat hij met de Tongeren in ver-
standhouding stond, zich te midden hunner leger-
schaar en riep daar met luider stemme : « Wij
hebben geenszins de wapenen opgevat, om de Bata-
vieren en Brevieren over andere volkstammen te
doen heerschen; verre van ons zulk eene aanma-
tiging! Treedt met ons in verbond en ik zal aan
uwe zijde strijden, als aanvoerder of als gewoon
soldaat al naar gij verkiest. »

De schare was aanstonds overweldigd door deze
koene taal en de zwaarden werden in de scheede
gestoken.

Twee opperhoofden der Tongeren, Campanus en
Juvenalis, wisten hunne stamgenooten over te halen
op Civilis voorstel in te gaan, en de gansche stam
sloot zich bij den aanvoeder der Batavieren aan.
Labeo redde zich door de vlucht om niet omsingeld
te worden. Ook de Betasiërs en Nerviërs gaven
zich over en lieten zich door Civilis bij diens leger
inlijven, (i)

Laten wij hier al aanstonds met dr C. Leemans (2)
de opmerking' maken, dat de brug op dit tijdstip
reeds van zekere beteekenis moet zijn geweest.
Anders toch zou Labeo er niet aan hebben gedacht,
om met eene in der haast bijeenverzamelde schaar
(,tumultuaria manu) haar te verdedigen tegen de
Germanen, tot op het oogenblik dat deze door
den stroom over te zwemmen de Romeinen in den
rug kwamen aantasten. Het is dus duidelijk, dat de

(1) Tacitus, Hist. deel IV.

(2) Romeinsche Oudheden te Maastricht.
 
Annotationen