BOEKENKENNIS.
169
kan. Nu, het Noordnederlandsch wetboek van strafrecht wordt als een
meesterstuk van wetgeving beschouwd en daar de uitstekende taalgeleerde
Prof. de Vries, voor wat de taal betreft, het zorgvuldig heeft nagezien,
levert dat wetboek alle wenschelijke waarborgen op, voor de juiste
keus van gepasteen stipt nauwkeurige uitdrukkingen.
Mr. de Hoon heeft zich, naar onze meening, met den besten
uitslag van zijne taak gekweten en door het uitgeven zijner twee lijvige
boekdeelen aan zijne vlaamsche landgenooten, eenen grooten dienst
bewezen. Zijn werk zal eene vraagbaak zijn voor alwie zich in het
Vlaamsche land met strafzaken te bemoeien heeft.
J. Van de Ven S. J.
Une femme bourgmestre d’une ville beige au i8e siècle,
par Alphonse Goovaerts, archiviste-adjoint du Royaume. Antwerpen,
de Backer, Zirkschestraat, 35.
Gelijk alles wat de heer Govaerts schrijft, schittert dit schriftje
wederom door nieuwheid van mededeelingen, waaruit wij het volgende
aanhalen:
Bij gelegenheid van de vernieuwing van het stedelijk bestuur te
Namen, den 3011 Nov. 1562, vinden wij voor het eerst de benaming «bur-
gemeester » vermeld. Het waren twee gekozenen uit de burgerij, die
aldus heetten. Het jaar daarop worden zij evenwel weer gekozenen (= les^
élus) genoemd. Het is slechts sedert de bestuursverandering van 20 Nov.
1576, dat de eerste der gekozenen voor goed den titel krijgt van
burgemeester, de andere dien van tweeden gekozene. Van dit tijdstip
af bestond de stadsregeering uit eenen meier, zeven schepenen, een
burgemeester, een tweede gekozene, en uit vier gezworenen, die
allen te zamen « de wet » uitmaakten.
Wij moeten ons evenwel niet voorstellen, dat de toenmalige
burgemeester een persoon was, die zooals in onzen tijd aan het hoofd
stond der gemeente. Hij was — zoo bestond het ten minste in Namen —
de laagste Magistraatspersoon en niet veel meer dan een stadsontvanger.
Zoo kan men zich dan ook best voorstellen, dat na den dood
van den Naamschen burgemeester Thomas Maloteau in 1734, zijne
weduwe, die reeds gedurende het leven van haar echtgenoot de geld-
middelen der stad had beheerd, hem in ambt opvolgde en daarin
15 jaar lang door de hooge regeering werd gehandhaafd. Dit feit
wordt nog meer verklaarbaar door de omstandigheid, dat dit ambt
aan de famillie Maloteau verpand was voor 20,000 gulden, welke
pandsom niemand graag wilde overnemen.
De heer Goovaerts heeft deze schets op zeer smakelijke wijze
bewerkt, zoodat zij de lezing overwaard is.
Dr. A. Habets.
Jaarboek van den Vlaamschen Bicënteler voor 1896, door Victor
YAN Ghelve, onderpastoor en Edward van Dooren, onderwijzer.
Eerste jaar. Gent, A. Siffer, St.-Baafplaats, in-8°, 128 bl.
169
kan. Nu, het Noordnederlandsch wetboek van strafrecht wordt als een
meesterstuk van wetgeving beschouwd en daar de uitstekende taalgeleerde
Prof. de Vries, voor wat de taal betreft, het zorgvuldig heeft nagezien,
levert dat wetboek alle wenschelijke waarborgen op, voor de juiste
keus van gepasteen stipt nauwkeurige uitdrukkingen.
Mr. de Hoon heeft zich, naar onze meening, met den besten
uitslag van zijne taak gekweten en door het uitgeven zijner twee lijvige
boekdeelen aan zijne vlaamsche landgenooten, eenen grooten dienst
bewezen. Zijn werk zal eene vraagbaak zijn voor alwie zich in het
Vlaamsche land met strafzaken te bemoeien heeft.
J. Van de Ven S. J.
Une femme bourgmestre d’une ville beige au i8e siècle,
par Alphonse Goovaerts, archiviste-adjoint du Royaume. Antwerpen,
de Backer, Zirkschestraat, 35.
Gelijk alles wat de heer Govaerts schrijft, schittert dit schriftje
wederom door nieuwheid van mededeelingen, waaruit wij het volgende
aanhalen:
Bij gelegenheid van de vernieuwing van het stedelijk bestuur te
Namen, den 3011 Nov. 1562, vinden wij voor het eerst de benaming «bur-
gemeester » vermeld. Het waren twee gekozenen uit de burgerij, die
aldus heetten. Het jaar daarop worden zij evenwel weer gekozenen (= les^
élus) genoemd. Het is slechts sedert de bestuursverandering van 20 Nov.
1576, dat de eerste der gekozenen voor goed den titel krijgt van
burgemeester, de andere dien van tweeden gekozene. Van dit tijdstip
af bestond de stadsregeering uit eenen meier, zeven schepenen, een
burgemeester, een tweede gekozene, en uit vier gezworenen, die
allen te zamen « de wet » uitmaakten.
Wij moeten ons evenwel niet voorstellen, dat de toenmalige
burgemeester een persoon was, die zooals in onzen tijd aan het hoofd
stond der gemeente. Hij was — zoo bestond het ten minste in Namen —
de laagste Magistraatspersoon en niet veel meer dan een stadsontvanger.
Zoo kan men zich dan ook best voorstellen, dat na den dood
van den Naamschen burgemeester Thomas Maloteau in 1734, zijne
weduwe, die reeds gedurende het leven van haar echtgenoot de geld-
middelen der stad had beheerd, hem in ambt opvolgde en daarin
15 jaar lang door de hooge regeering werd gehandhaafd. Dit feit
wordt nog meer verklaarbaar door de omstandigheid, dat dit ambt
aan de famillie Maloteau verpand was voor 20,000 gulden, welke
pandsom niemand graag wilde overnemen.
De heer Goovaerts heeft deze schets op zeer smakelijke wijze
bewerkt, zoodat zij de lezing overwaard is.
Dr. A. Habets.
Jaarboek van den Vlaamschen Bicënteler voor 1896, door Victor
YAN Ghelve, onderpastoor en Edward van Dooren, onderwijzer.
Eerste jaar. Gent, A. Siffer, St.-Baafplaats, in-8°, 128 bl.