DOI Seite / Zitierlink:
https://doi.org/10.11588/diglit.43156#0011
— 4 —
Pag.
Verkeerd begrip omtrent dien na-
tuurlijken vorm.109.
Twee richtingen, die de ornamen-
tist volgen kan.109.
Welke afzonderlijke deelen der plant
hij bij elkaar mag schikken . .109.
Verkeerde handelwijze der Ouden
en archit. d. Renaissance . . .110.
Recept, waarnaar het schijnt, dat
vele ranken- of rollende ornamen-
ten zijn samengesteld.110.
Stijl.in.
Uiting van het karakter van het
individu of van een volk in zijne
kunstvoortbrengselen.111.
Verband tusschen karakter en stijl in.
Stijleering van planten . . . .112.
De bouwkunst eischt strengere vor-
men voor het ornament, dan de
kunstindustrie.112.
Het op eene plant „gebaseerd”
zijn van een ornament . . . .112.
Constructief en neutraal ornament 112.
Elke meester heeft zijnen stijl . . 112.
Nadere beschouwing der
plan ten d eelen in ornamen¬
tale n zin .112.
Wortels. 112.
Stengel.113.
Buiging van stengel en takken . . 113.
Hoofdgroep of milieu.114.
Pag.
Versiering van forsche stengels . . 114.
Stekels en knoppen.114.
Onnatuurlijkheid van het zoogenoem-
de rankenornament . . .114.
Wanneer en hoe de rank mag wor-
den gebezigd.114.
Geheel vrije toepass. van de rank . 114.
Ajustage door de rank en andere
middelen te verkrijgen . . . .115.
Het blad ........ 115.
De akant; nadere critische, histori-
sche beschouwing.115.
. Richting der hoofdaders bij het
akantorna ment.115.
Verbuiging der bladaders . . .115.
Voorbeeld voor de vervorming van
een blad tot een ornament . .115.
Invloed op het scheppingsvermogen 116.
Het niet opmerken der motieven . 117.
Meer of minder strenge vorm , door
het blad gevorderd.117.
Het spelen van den ornamentist met
de insnijdingen van het blad. . 117.
Het is onder omstandigheden beter
de nerven in het blad achterwege
te laten, dan de richting der hoofd-
aders te wijzigen.117.
Het natuurlijk model van een ge¬
stij leerd blad. 117.
Het afwerken der randinsnij dingen 118.
Verdere versiering van het blad . 118.
Pag.
Patroonvorming.118.
Samenwerking van kleur en vorm 119.
Knop, bloem en vrucht . . 119.
Plaatsing der bloem in een plastisch
ornament.119.
Richting van hare aslijn . . . .119.
Hare ornamentale behandeling . .119.
Phantastische bloemvormen ontstaan
door nat. voorbeelden . . . .120.
De bestudeering der knopontwikke-
ling.121.
Waarde van de vrucht als motief.
Uitzonderingen . . . . . . .121.
Vermelding van eenige der vroe-
gere, meest bekende vormen van
het plantenornament.122.
Het rankenornament, de vruchten¬
streng en het festoen.122.
Invloed van het materiaal op den
vorm.123.
Vlakornamenten uit het tijdvak der
Renaissance. Steenvlakornament,
Steenniëllo , Houtintarsia, Sgraffito 123.
Mozaïek schilderwerk.123.
Het stuc.124.
Benamingen voor het reliëf . . . 124.
Voorstelling der vormverandering,
ten gevolge van het materiaal . . 124.
Functie en decoratie v. h. kapiteel 125.
Ongegrondheid van de theorie der
bladgolvingen (kyma’s) . . . .126.
ALBUMPLATEN.
Plaat 1—3.
4 en 5.
6 en 7.
29—32.
8—11.
12 en 13
ï j
14 en 15
>5
16 en 17.
18 en 19.
20—22
23 en 24.
25 en 26.
27 en 28.
33—35-
36~38-
Natuurlijke plantendeelen , reeds ornamentale vormen.
Schema’s. Patroonvorming.
Patronen gebaseerd op het kastanjeblad en het druiveblad.
Patronen gebaseerd op de geheele plant.
Verandering van den vorm. Invloed van het materiaal.
Bladbehandeling bij een plastisch ornament.
Het teekenen der plant voor ornamentale doeleinden. Symmetrie in de natuur.
Plastische bloemvormen.
Compositiën gebaseerd op de artisjok, den laurier en den palm.
Paneelvulling. Kapiteelen. Knoppen.
Krokus , narcis en tulp. Compositiën.
Compositiën gebaseerd op de kaardebol, de ganzenbloem en de aardbezie.
Compositiën gebaseerd op den eik en den hazelaar; idem op het viooltje, het meibloempje, de lever-
bloem en de sleutelbloem; idem op de roos.
Compositiën gebaseerd op waterplanten.
Compositiën gebaseerd op koornaar, koornbloem en maankop; idem op de passiebloem. Vormen der
kunstindustrie.
Pag.
Verkeerd begrip omtrent dien na-
tuurlijken vorm.109.
Twee richtingen, die de ornamen-
tist volgen kan.109.
Welke afzonderlijke deelen der plant
hij bij elkaar mag schikken . .109.
Verkeerde handelwijze der Ouden
en archit. d. Renaissance . . .110.
Recept, waarnaar het schijnt, dat
vele ranken- of rollende ornamen-
ten zijn samengesteld.110.
Stijl.in.
Uiting van het karakter van het
individu of van een volk in zijne
kunstvoortbrengselen.111.
Verband tusschen karakter en stijl in.
Stijleering van planten . . . .112.
De bouwkunst eischt strengere vor-
men voor het ornament, dan de
kunstindustrie.112.
Het op eene plant „gebaseerd”
zijn van een ornament . . . .112.
Constructief en neutraal ornament 112.
Elke meester heeft zijnen stijl . . 112.
Nadere beschouwing der
plan ten d eelen in ornamen¬
tale n zin .112.
Wortels. 112.
Stengel.113.
Buiging van stengel en takken . . 113.
Hoofdgroep of milieu.114.
Pag.
Versiering van forsche stengels . . 114.
Stekels en knoppen.114.
Onnatuurlijkheid van het zoogenoem-
de rankenornament . . .114.
Wanneer en hoe de rank mag wor-
den gebezigd.114.
Geheel vrije toepass. van de rank . 114.
Ajustage door de rank en andere
middelen te verkrijgen . . . .115.
Het blad ........ 115.
De akant; nadere critische, histori-
sche beschouwing.115.
. Richting der hoofdaders bij het
akantorna ment.115.
Verbuiging der bladaders . . .115.
Voorbeeld voor de vervorming van
een blad tot een ornament . .115.
Invloed op het scheppingsvermogen 116.
Het niet opmerken der motieven . 117.
Meer of minder strenge vorm , door
het blad gevorderd.117.
Het spelen van den ornamentist met
de insnijdingen van het blad. . 117.
Het is onder omstandigheden beter
de nerven in het blad achterwege
te laten, dan de richting der hoofd-
aders te wijzigen.117.
Het natuurlijk model van een ge¬
stij leerd blad. 117.
Het afwerken der randinsnij dingen 118.
Verdere versiering van het blad . 118.
Pag.
Patroonvorming.118.
Samenwerking van kleur en vorm 119.
Knop, bloem en vrucht . . 119.
Plaatsing der bloem in een plastisch
ornament.119.
Richting van hare aslijn . . . .119.
Hare ornamentale behandeling . .119.
Phantastische bloemvormen ontstaan
door nat. voorbeelden . . . .120.
De bestudeering der knopontwikke-
ling.121.
Waarde van de vrucht als motief.
Uitzonderingen . . . . . . .121.
Vermelding van eenige der vroe-
gere, meest bekende vormen van
het plantenornament.122.
Het rankenornament, de vruchten¬
streng en het festoen.122.
Invloed van het materiaal op den
vorm.123.
Vlakornamenten uit het tijdvak der
Renaissance. Steenvlakornament,
Steenniëllo , Houtintarsia, Sgraffito 123.
Mozaïek schilderwerk.123.
Het stuc.124.
Benamingen voor het reliëf . . . 124.
Voorstelling der vormverandering,
ten gevolge van het materiaal . . 124.
Functie en decoratie v. h. kapiteel 125.
Ongegrondheid van de theorie der
bladgolvingen (kyma’s) . . . .126.
ALBUMPLATEN.
Plaat 1—3.
4 en 5.
6 en 7.
29—32.
8—11.
12 en 13
ï j
14 en 15
>5
16 en 17.
18 en 19.
20—22
23 en 24.
25 en 26.
27 en 28.
33—35-
36~38-
Natuurlijke plantendeelen , reeds ornamentale vormen.
Schema’s. Patroonvorming.
Patronen gebaseerd op het kastanjeblad en het druiveblad.
Patronen gebaseerd op de geheele plant.
Verandering van den vorm. Invloed van het materiaal.
Bladbehandeling bij een plastisch ornament.
Het teekenen der plant voor ornamentale doeleinden. Symmetrie in de natuur.
Plastische bloemvormen.
Compositiën gebaseerd op de artisjok, den laurier en den palm.
Paneelvulling. Kapiteelen. Knoppen.
Krokus , narcis en tulp. Compositiën.
Compositiën gebaseerd op de kaardebol, de ganzenbloem en de aardbezie.
Compositiën gebaseerd op den eik en den hazelaar; idem op het viooltje, het meibloempje, de lever-
bloem en de sleutelbloem; idem op de roos.
Compositiën gebaseerd op waterplanten.
Compositiën gebaseerd op koornaar, koornbloem en maankop; idem op de passiebloem. Vormen der
kunstindustrie.