Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Grieken, Th. M. M.
de Plant in hare Ornamentale Behandeling: met eene Inleiding : "over de Zinnebeeldige Voorstelling". 2 Titelplaten, 38 Albumplaten, 4 tekstplaten en 150 tekstfiguren — Groningen, 1888

DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.43156#0104
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
— 95

Hiermede meenen wij het gebied der plantenkunde te kunnen verlaten; het doel was, men
vergete dit niet, slechts eenige algemeenheden, den groei der planten betreffende, voor zooverre
de ornamentist ze kan noodig hebben, in herinnering te brengen. Moge een en ander eerder tot
verdere studie der botanie, dan tot eenen af keer van deze wetenschap leiden.
Hoofdelementen der Compositie.
Al biedt de natuur ons een oneindig aantal vormen aan, die vormen zijn doorgaans niet direct
als ornament te gebruiken; zij passen niet bij de strengere omgeving; leenen zich niet altijd voor
het materiaal, waaruit men ze wil samenstellen, enz. Stengel en takken moeten verbogen, de
natuurlijke vorm der bladeren moet gewijzigd worden; de bloem moet hare meer mathematische
gedaante, die de natuur zoo behendig aan 'toog heeft weten te onttrekken, weer te voorschijn
brengen; het een zoowel als het ander dient in overeenstemming met de plaats, waar het ornament
zal worden aangebracht, met het karakter der versiering, met het materiaal, waaruit het zal worden
samengesteld, te worden gewijzigd.
Hierboven hebben wij reeds gezegd, dat de compositie niet kan worden onderwezen; het
onderwijs strekt zich hier niet verder uit dan tot het behandelen van het onderdeel, het geven van
goeden raad en het wijzen op sommige omstandigheden, welke dikwijls worden over het hoofd
gezien, maar desniettemin een groot gewicht in de schaal leggen. Wij zullen achtereenvolgens aan
eenige van die ondercleelen en omstandigheden onze aandacht schenken.
Het teekenen van het ornament.
De richting, welke het elementair onderwijs in het teekenen in de laatste jaren heeft geno-
men , waarbij het teekenen van ornamenten meer en meer op den voorgrond treedt, maakt, dat wij
in het bespreken van dit onderwerp buitengewoon kort kunnen zijn. Bij teekenen komt vooral
„oefening” en „goed zien” te pas. „Hij, die het best ziet, is ook de beste teekenaar”, lazen wij
ergens, en wij kunnen dit gezegde in volle overtuiging onderschrijven. Om te leeren zien, hebben
wij reeds op eene methode gewezen, waarvan ons de deugdelijkheid meer dan eens is gebleken.
Wij hebben namelijk aangeraden (zie pag. 72), reeksen van opvolgende bladvormen samen te bren-
gen, eerst met grootere, daarna met geringere verschillen; bij eenige proefnemingen zal het spoedig
blijken, dat de resultaten van een dergelijk zoeken wezenlijk interessant zijn. Voorts hebben wij
gewezen (zie pag. 79) op de ontwikkeling der knoppen, waarbij zich dikwijls achtereenvolgende
vormen vertoonen, die altijd met elkaar in harmonie schijnen te blijven, en waarvan de beschouwing
mede niet weinig invloed op het „zien” zal uitoefenen.
De teekening is de uitdrukking der gedachte, en de kleur het middel om haar te voltooien;
daarom kunnen wij ons met eene definitie, als „het teekenen is eene soort van uitspanning” of „het
teekenen is eene soort van imitatie”, niet vereenigen. Door dezen voornamen steun zoowel van de
kunst als van het handwerk alleen als imitatie te beschouwen, verlaagt men hem tot een hand-
werk. Het teekenen van ornamenten, ten minste wanneer deze op natuurlijke planten zijn gebaseerd,
heeft een voordeel, dat niet is te verwerpen, n.1. dat het de losse hand van den gewonen hand-
teekenaar eenigszins doet overgaan in de vaste, dikwijls te stijve hand van den bouwkundige. De
ornamentteekenaar houdt het midden tusschen die beiden en vraagt zich daarbij , evenals de bouw-
kundige, rekenschap af van de afmetingen en het voorkomen in de werkelijkheid van den door
hem afgebeelden vorm. Hij weet, dat men, door een beeld te draaien, een aantal projecties ver-
krijgt, waarvan de teekening er slechts één levert; doch dat die teekening het bestaan der overige
moet doen vermoeden. De mathematische instrumenten of andere hulpmiddelen versmaadt hij niet
 
Annotationen