66 N E D E R L A N D S CHE
sol. 642.
1609. deezer Onroomsche Vorsten hadden, zon-
' den, op 't ontfangen bericht der gedaane
bezitneeminge, den Vryheer van (1) Me-
e" roode derwaart, om hen dien handel aPen
de onderwerping aan de Keyzerlyke bevee-
len aan te raaden. Doch decs raad wierdtaf-
(2) Neu-
ville Hist.
van Holl.
I.deel,
pag.28.
geweezen,entegelykhun daarover opgevat-
te misnoegen gemerkt.Zulks de Prinsen alle
toegangen op 't naauwste lieten bezetten,
ten eynde de Aartshertog Leopold uytBra-
bant geenen onderstand bekomen , noch
tot hun beyder naadeel zich daardoor in 't
bezit van Gulik meer versterken mogte.
Deeze voorzorg belettede echter niet dat
de Aartshertogen, onder 't beleyd van den
Graaf van Bukquoy (2) en andere Leger-
hoofden , een gedeelte van hunne beste
krygsbenden, verscheydene krygsvernuf-
telingen, en den oorlogsvoorraad, dienhy
noodighad, onderschynvan hun volk afte
danken, hem zoo nu zoo dan toeschikten.
Hiertoe wierden hunne Hoogheden aange-
zet niet alleen door 't algemeene Staatsbe-
lang van den Huyzevan Oostenryk, maar
wel voornaamelyk door hunne zucht voor
de behoudenis van hunnen Godsdienst,dien
zy in des overleèdens staaten in gevaar
oordeelden, en die hen boven alle andere
zaaken zeer ter harte ging. Want naauwe-
lyks was het Bestand gessooten, of zy be-
naarstigden zich in de oeffening van den
Godsdienst, die staande de oorlog som-
tyds ontrust, ja zoo hier zoo daar gefchort
was, alom ten platten lande te herstellen.
Zulks (3) men by de driehonderd kerken ® Hist.de
indevoorige beroerten verwoest telde, die Albert. °
zoo niet van nieuws opgebouwd,ten minste Pa^ 357-
door hunne milddaadige godvruchtigheyd
thans merkelyk verbeterd waaren. En de-
wyl de handhaaving der gerechtigheyd
geen geringe eygenschap van den waaren
Godsdienst is, deed Albert, met hulpe en
raad der ervaarenste Rechtsgeleerden, een
nieuw richtsooer voor (4) de rechtzaaken rlrchid!'
in dit'jaar ontwerpen; waardoor hy de Alb. pag.
bronader veeler geschillen dempte, eene 353°
betere gerechtsform onder zyne onderdaa-
nen in zwang bragt, en om die voortgang te
doen hebben een bevel gaf, dat alle de by-
zondere voorrechten en oude gebruyken,
die in Nederland byna zoo verschillend en
veelvuldig zyn, als 'er steden ja dorpen,
gevonden worden, voor den Grooten
Raad, om onderzocht te worden, moe-
sten gebragt worden. Opdat het ech-
te van het onechte , het nutte van het
onnutte geschift, en dus de staat hun-
ner onderdaanen in den hoogden top
van voorspoed gevoerd mogte worden.
Zulks men, in dankbaare erkentenis van
de godsvrucht en gerechtigheyd deezer
Vorsten, in de Roomsche Nederlanden
in dit jaar deezen legpenning gemunt
heeft.
Een scheepsroer, vreedestaf en werreldkloot, zynde te samen 't zinnebeeld van een vreedig
landsbestier, leggen op de eene zyde aan den voet van eenen brandenden altaar , waarop het
woord PIETas, GODVRUCHTIGHEID , te leezen staat. Hierboven hangt de
weegschaal des gerechts, die door de godsvrucht der Aartshertogen, met eene betere gerechts-
form in te voeren, was in top getrokken, om dus het geluk hunner eeuwe tevolmaaken; als dit
byschrift bevestigt:
FELICITAS SECULI. 1610.
GELUKSTAAT DER EEUWE. 1610.
Het gekroonde wapenschild dier godvruchtige Vorsten siert de andere zyde, in wier rand
dit omschrift geleezen wordt:
ALBERTUS ET ISABELLA Dei Gratia.
ALBERT EN IZABELLE DOOR GODS GENADE.
De
sol. 642.
1609. deezer Onroomsche Vorsten hadden, zon-
' den, op 't ontfangen bericht der gedaane
bezitneeminge, den Vryheer van (1) Me-
e" roode derwaart, om hen dien handel aPen
de onderwerping aan de Keyzerlyke bevee-
len aan te raaden. Doch decs raad wierdtaf-
(2) Neu-
ville Hist.
van Holl.
I.deel,
pag.28.
geweezen,entegelykhun daarover opgevat-
te misnoegen gemerkt.Zulks de Prinsen alle
toegangen op 't naauwste lieten bezetten,
ten eynde de Aartshertog Leopold uytBra-
bant geenen onderstand bekomen , noch
tot hun beyder naadeel zich daardoor in 't
bezit van Gulik meer versterken mogte.
Deeze voorzorg belettede echter niet dat
de Aartshertogen, onder 't beleyd van den
Graaf van Bukquoy (2) en andere Leger-
hoofden , een gedeelte van hunne beste
krygsbenden, verscheydene krygsvernuf-
telingen, en den oorlogsvoorraad, dienhy
noodighad, onderschynvan hun volk afte
danken, hem zoo nu zoo dan toeschikten.
Hiertoe wierden hunne Hoogheden aange-
zet niet alleen door 't algemeene Staatsbe-
lang van den Huyzevan Oostenryk, maar
wel voornaamelyk door hunne zucht voor
de behoudenis van hunnen Godsdienst,dien
zy in des overleèdens staaten in gevaar
oordeelden, en die hen boven alle andere
zaaken zeer ter harte ging. Want naauwe-
lyks was het Bestand gessooten, of zy be-
naarstigden zich in de oeffening van den
Godsdienst, die staande de oorlog som-
tyds ontrust, ja zoo hier zoo daar gefchort
was, alom ten platten lande te herstellen.
Zulks (3) men by de driehonderd kerken ® Hist.de
indevoorige beroerten verwoest telde, die Albert. °
zoo niet van nieuws opgebouwd,ten minste Pa^ 357-
door hunne milddaadige godvruchtigheyd
thans merkelyk verbeterd waaren. En de-
wyl de handhaaving der gerechtigheyd
geen geringe eygenschap van den waaren
Godsdienst is, deed Albert, met hulpe en
raad der ervaarenste Rechtsgeleerden, een
nieuw richtsooer voor (4) de rechtzaaken rlrchid!'
in dit'jaar ontwerpen; waardoor hy de Alb. pag.
bronader veeler geschillen dempte, eene 353°
betere gerechtsform onder zyne onderdaa-
nen in zwang bragt, en om die voortgang te
doen hebben een bevel gaf, dat alle de by-
zondere voorrechten en oude gebruyken,
die in Nederland byna zoo verschillend en
veelvuldig zyn, als 'er steden ja dorpen,
gevonden worden, voor den Grooten
Raad, om onderzocht te worden, moe-
sten gebragt worden. Opdat het ech-
te van het onechte , het nutte van het
onnutte geschift, en dus de staat hun-
ner onderdaanen in den hoogden top
van voorspoed gevoerd mogte worden.
Zulks men, in dankbaare erkentenis van
de godsvrucht en gerechtigheyd deezer
Vorsten, in de Roomsche Nederlanden
in dit jaar deezen legpenning gemunt
heeft.
Een scheepsroer, vreedestaf en werreldkloot, zynde te samen 't zinnebeeld van een vreedig
landsbestier, leggen op de eene zyde aan den voet van eenen brandenden altaar , waarop het
woord PIETas, GODVRUCHTIGHEID , te leezen staat. Hierboven hangt de
weegschaal des gerechts, die door de godsvrucht der Aartshertogen, met eene betere gerechts-
form in te voeren, was in top getrokken, om dus het geluk hunner eeuwe tevolmaaken; als dit
byschrift bevestigt:
FELICITAS SECULI. 1610.
GELUKSTAAT DER EEUWE. 1610.
Het gekroonde wapenschild dier godvruchtige Vorsten siert de andere zyde, in wier rand
dit omschrift geleezen wordt:
ALBERTUS ET ISABELLA Dei Gratia.
ALBERT EN IZABELLE DOOR GODS GENADE.
De