DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.70215#0094
84 NEDERLANDSCHE
1613.
-CIO ID CXIII, INDUCIARumV.
SENATUS CoNSULTO.
IN HEI 'JAAR 1613. NTFDE DES BESTANDS.
OP RAADSBESLUTT.
Een bundel pylen staat op de andere z'yde, en daarrondom in den rand deeze spreuk:
FORTITUDO BELGICA.
NEDERLANDS STERKTE.
(1) Brandt
Hist.der'
Reform.
II. deel,
pag. 106.
(1) Brandt
Hist. der
Reform.
II. deel,
pag.207.
De eendragt, waarvan dees bundel het
zinnebeeld is, wasalthans meer dan ooit in1
Nederland noodzaakelyk, vermids de ge-|
ichillen over de geloofszaaken, door de;
uytkomende verweer-en hekelschriften
dagelyks handoverhand meer toe-dan af-
naamen. De Staaten van Holland, die
niets onbeproefd lieten om de verloore een-
dragt te herstellen, bewilligden in eene fa-
menkomst te Delft, welke door de bemid-
deling van Graaf Willem van (1) Nassou,
Stadhouder van Vriessand , tussehen de
twistende Leeraars was bewerkt. Den zes-
entwintigsten van Sprokkelmaand desjaars
zestienhonderddertien kwaamen zoo van
de eene als andere zyde drie Predikanten
te Delft, en wierdt aldaar vooraf onder-
ling vastgesteld alles by monde te verhan-
delen, totdat 'er (2) een vaste voet van
verdraagzaamheyd tusschen beyden getrof-
fen wierde. Op deeze voorwaarde de sa-
menspraak wordende begonnen , wierden
zoo veele onoplosselyke zwaarigheden van
de eene en andere zyde voortgebragt, dat
nietalleen deeze byeenkomst vruchteloos
afliep, maar dat, in plaatse van den twist
te dooven, de brand der kerklyke twee-
dragt sedert meer (3) dan voorheen ten da-
(^ Brandt
Hist.der
Resorm.
II. deel,
pag. 2.06.
ke uytssoeg. Want in elk geschil, onder
de geleerden begonnen, naamen ook de
ongeletterden deel; en dat veeltyds wel
met zooveel meer naadruks, hoe zy min-
der wisten. Dus zag men te Rotterdam
eenen Ketelboeter, genaamd Abram van
Vinen, die met grooten yver de zaak der
Gomaristen dreef, op bevel van den Ma-
gistraat dier stad, als een onrustig (4) man, ^ft,
door den Schout ter poorte uytleyden. Reform.'
Omtrent den zelfden tyd wierdt ook eene Il. deel,
Adriaan Smout, geweezen predikant te 1""'4'
Roon, wegens 't schryven van zeker boek,
voor de Staaten van Holland geroepen ,
en door de zelve, vermids zy zyne ver-
antwoording niet voldoende oordeelden,
gelast om zich naar 's Graavenzand te be-
geeven, en aldaar te blyven, totdat(s)in
de naaste vergadering, op zyne zaaknader Reform;
bessuyt zoude zyn genomen. Doch door paf™;
deeze middelen wierdt de verloore een-
dragt geenszins hersteld, maar bleek nooit
meer dan nu dat die van geene menschlyke
maar Godlyke hulpe moest voortkomen;
waarop ook die van Zeeland, volgens de
getuygenis van deezen algemeenen leg-
penning, in dit jaar hun eenigste betrou-
wen stelden.
De Zeelandsche Leeuw houdt op de eene zyde in den ssinker' klaauw eenen bundel pylen; ter-
wyl hy met den rechter' wyst naar een hemellicht, waar in de Hebreeuwsche naam JEHOVAH,
IIEERE, evenals in den rand dit omschrift, te leezen is:
HAC UTIMUR; ILLO NITIMUR.
DEEZEN GEBRUTKEN ^r-,OP HEM STEUNEN WT.
Rondom het wapensehild van Zeeland staan die van de Ridderschap en stemmende steden vaa
dat Gewelf; binnen dit randschrift op de andere zyde:
CAL*
1613.
-CIO ID CXIII, INDUCIARumV.
SENATUS CoNSULTO.
IN HEI 'JAAR 1613. NTFDE DES BESTANDS.
OP RAADSBESLUTT.
Een bundel pylen staat op de andere z'yde, en daarrondom in den rand deeze spreuk:
FORTITUDO BELGICA.
NEDERLANDS STERKTE.
(1) Brandt
Hist.der'
Reform.
II. deel,
pag. 106.
(1) Brandt
Hist. der
Reform.
II. deel,
pag.207.
De eendragt, waarvan dees bundel het
zinnebeeld is, wasalthans meer dan ooit in1
Nederland noodzaakelyk, vermids de ge-|
ichillen over de geloofszaaken, door de;
uytkomende verweer-en hekelschriften
dagelyks handoverhand meer toe-dan af-
naamen. De Staaten van Holland, die
niets onbeproefd lieten om de verloore een-
dragt te herstellen, bewilligden in eene fa-
menkomst te Delft, welke door de bemid-
deling van Graaf Willem van (1) Nassou,
Stadhouder van Vriessand , tussehen de
twistende Leeraars was bewerkt. Den zes-
entwintigsten van Sprokkelmaand desjaars
zestienhonderddertien kwaamen zoo van
de eene als andere zyde drie Predikanten
te Delft, en wierdt aldaar vooraf onder-
ling vastgesteld alles by monde te verhan-
delen, totdat 'er (2) een vaste voet van
verdraagzaamheyd tusschen beyden getrof-
fen wierde. Op deeze voorwaarde de sa-
menspraak wordende begonnen , wierden
zoo veele onoplosselyke zwaarigheden van
de eene en andere zyde voortgebragt, dat
nietalleen deeze byeenkomst vruchteloos
afliep, maar dat, in plaatse van den twist
te dooven, de brand der kerklyke twee-
dragt sedert meer (3) dan voorheen ten da-
(^ Brandt
Hist.der
Resorm.
II. deel,
pag. 2.06.
ke uytssoeg. Want in elk geschil, onder
de geleerden begonnen, naamen ook de
ongeletterden deel; en dat veeltyds wel
met zooveel meer naadruks, hoe zy min-
der wisten. Dus zag men te Rotterdam
eenen Ketelboeter, genaamd Abram van
Vinen, die met grooten yver de zaak der
Gomaristen dreef, op bevel van den Ma-
gistraat dier stad, als een onrustig (4) man, ^ft,
door den Schout ter poorte uytleyden. Reform.'
Omtrent den zelfden tyd wierdt ook eene Il. deel,
Adriaan Smout, geweezen predikant te 1""'4'
Roon, wegens 't schryven van zeker boek,
voor de Staaten van Holland geroepen ,
en door de zelve, vermids zy zyne ver-
antwoording niet voldoende oordeelden,
gelast om zich naar 's Graavenzand te be-
geeven, en aldaar te blyven, totdat(s)in
de naaste vergadering, op zyne zaaknader Reform;
bessuyt zoude zyn genomen. Doch door paf™;
deeze middelen wierdt de verloore een-
dragt geenszins hersteld, maar bleek nooit
meer dan nu dat die van geene menschlyke
maar Godlyke hulpe moest voortkomen;
waarop ook die van Zeeland, volgens de
getuygenis van deezen algemeenen leg-
penning, in dit jaar hun eenigste betrou-
wen stelden.
De Zeelandsche Leeuw houdt op de eene zyde in den ssinker' klaauw eenen bundel pylen; ter-
wyl hy met den rechter' wyst naar een hemellicht, waar in de Hebreeuwsche naam JEHOVAH,
IIEERE, evenals in den rand dit omschrift, te leezen is:
HAC UTIMUR; ILLO NITIMUR.
DEEZEN GEBRUTKEN ^r-,OP HEM STEUNEN WT.
Rondom het wapensehild van Zeeland staan die van de Ridderschap en stemmende steden vaa
dat Gewelf; binnen dit randschrift op de andere zyde:
CAL*