HISTORIPENNINGEN. I. Boek
RELIGIONE ET JUSTICIA RESTITUTIS:
n3
16191
DE GODSDIENST EN HET RECHT HERSTELD ZTNDÉ:
RESPUBLICA DEMUM FLOREBIT.
ZAL bE POTESTAAT ETNDELTK BLOEDEN.
Gelyk vervolgens in den buytensten rand der andere zyde, nevens Bet wapen en de eersté let*
ters van CorNelis Wyntgis, Muntmeester, te leezen is. Voorts boven het woord
V^A^IMIT AS,EENDRACHTIG HELD, en twee gestrengelde rechterhanden , als het
teken dier beoogde eendragt, het gekroonde wapenschild van Prins Maurits, gedekt met het op-
perschild van Buure, belend met het jaar 1619. en omringd met den Ridderlyken Hoosband 3
waarop de gewoonlyke spreuk dier Ordre gesteld is:
HONI SOIT, QUI MAL Y PENSE.
DAT HEM ARG WEDERBARE, DIE 'ER ARG UTT DÉNKT.
Eyndelyk leest men boven des Prinfen wapen deeze eyge zinspreuk van den huyze van Nas-
sou:
JE MAINTIENDRAY.
IK ZAL T HANDHAAVÉ N
Zoodaanig was het eynde van zoo veele
bitterheden, hekelschriften, en ongehoor-
de baldaadigheden; Waardoor de Vrye-
staat der Vereenigde Landschappen , sedert
eenige jaaren , zeer jammerlyk, ja tot
stortens toe was geschokt geworden. Wel
is waar dat men, om die beweegingen te
stremmen, de verhaalde rechtspleegingen
heeft by de hand genomen; dan of die
wettig of onwettig geoeffend zyn, laat ik
aan het oordeel van den Leezer over: als
my vernoegd houdende met hier alleen tot
ssot dezes boeks aan te tekenen, dat de
Staaten van Holland by wyze van een Eeu-
(, Eeuwig wig (*) gebod, in 't volgende jaar besloo-
Edist- ten , dat de Graassykheyds goederen,
heerlykheden, én gerechtigheden nooit;
't en waare daar van alvoore belchryving
aan de Vroedichappen gedaan was, ver-
minderd, veelmin verkocht (1) of an-
derszins vervreemd zouden moogen wor-
den. Hoewel men naaderhand den staat
dier inkomsten, welke driehonderdnegen-
duyzenddriehonderdtwintig guldens zes
stuyvers zes penningen jaarlyks bedroegen,
tegen de lasten opneemende bevondt, zes-
tienduyzendachthonderddrieënzestig (2)
guldens twaalf stuyvefs en acht penningen,
behalven nog eene opgenoome rent van
twintigtalfduyzend guldens , jaarlyks te
kort te schieten.
QRésot
der Staats
van Holt:
15 Sept.
1620. fok
203. en
204.
(2) Resol.
der Staat:
van Hoist
90a
1643. fok
33^
11. Deel.
Ff
BËSCHRY
RELIGIONE ET JUSTICIA RESTITUTIS:
n3
16191
DE GODSDIENST EN HET RECHT HERSTELD ZTNDÉ:
RESPUBLICA DEMUM FLOREBIT.
ZAL bE POTESTAAT ETNDELTK BLOEDEN.
Gelyk vervolgens in den buytensten rand der andere zyde, nevens Bet wapen en de eersté let*
ters van CorNelis Wyntgis, Muntmeester, te leezen is. Voorts boven het woord
V^A^IMIT AS,EENDRACHTIG HELD, en twee gestrengelde rechterhanden , als het
teken dier beoogde eendragt, het gekroonde wapenschild van Prins Maurits, gedekt met het op-
perschild van Buure, belend met het jaar 1619. en omringd met den Ridderlyken Hoosband 3
waarop de gewoonlyke spreuk dier Ordre gesteld is:
HONI SOIT, QUI MAL Y PENSE.
DAT HEM ARG WEDERBARE, DIE 'ER ARG UTT DÉNKT.
Eyndelyk leest men boven des Prinfen wapen deeze eyge zinspreuk van den huyze van Nas-
sou:
JE MAINTIENDRAY.
IK ZAL T HANDHAAVÉ N
Zoodaanig was het eynde van zoo veele
bitterheden, hekelschriften, en ongehoor-
de baldaadigheden; Waardoor de Vrye-
staat der Vereenigde Landschappen , sedert
eenige jaaren , zeer jammerlyk, ja tot
stortens toe was geschokt geworden. Wel
is waar dat men, om die beweegingen te
stremmen, de verhaalde rechtspleegingen
heeft by de hand genomen; dan of die
wettig of onwettig geoeffend zyn, laat ik
aan het oordeel van den Leezer over: als
my vernoegd houdende met hier alleen tot
ssot dezes boeks aan te tekenen, dat de
Staaten van Holland by wyze van een Eeu-
(, Eeuwig wig (*) gebod, in 't volgende jaar besloo-
Edist- ten , dat de Graassykheyds goederen,
heerlykheden, én gerechtigheden nooit;
't en waare daar van alvoore belchryving
aan de Vroedichappen gedaan was, ver-
minderd, veelmin verkocht (1) of an-
derszins vervreemd zouden moogen wor-
den. Hoewel men naaderhand den staat
dier inkomsten, welke driehonderdnegen-
duyzenddriehonderdtwintig guldens zes
stuyvers zes penningen jaarlyks bedroegen,
tegen de lasten opneemende bevondt, zes-
tienduyzendachthonderddrieënzestig (2)
guldens twaalf stuyvefs en acht penningen,
behalven nog eene opgenoome rent van
twintigtalfduyzend guldens , jaarlyks te
kort te schieten.
QRésot
der Staats
van Holt:
15 Sept.
1620. fok
203. en
204.
(2) Resol.
der Staat:
van Hoist
90a
1643. fok
33^
11. Deel.
Ff
BËSCHRY