11. Boek.
met den vergulden halsband, waaraan een maand,met den voetboogook den vogelge- 1619.
vogel gehecht is, op het prachtigste ont-
haald. By welk voorval de toegejuychte
Vorstinzich nietminder milddaadig aan de
Broedcrschap bewees, dan zy zich tevoore
afgerecht in 't behandelen van den boog
getoond had. Te meer, mids nu op aller
lesd^a' tongen reedt hoe haar Grootvader Philips
de I. Hertog van Aarschot (1) in het jaar
Prov.
d'Hay-
naut, fol.
414.
veld hebbende en des tot Koning verklaard
zynde, aan de Gildebroeders een zilver-
verguld halssiraad vereerd had , 't gene de
Schutterkoningen tot huyden ten dage als-
nog komen te draagen. De gedachtenis
van dat Anna van Croy den vogel getrof-
fen heeft wordt, als zynde een zonderling
voorval, op deezen gedenkpenning be-
vyftienhonderdvyfentwintig te Bergen in waard, welke onder de Gildebroeders waar-
Henegouwe, op den eersten van Bloeit | schynelyk zal omgedeeld zyn geworden.
Het Borstbeeld der Prinsesse, welke de oudste Dochter van Philips van Croy, den II. Hertog
van Aarschot was,en naamaals den zestienden van Sprokkelmaand des jaars zestienhonderdvyfen-
dertig (2) overleedt, staat op de voorzyde, en binnen het randschrift deezer tytelen:
ANNE DE CROY, DUChesse D'ARSCHOT, Princesse
D'AREMBERG, REYNE.
ANNA VAN CROT, HERTOGIN VAN AARSCHOT, PRINSES
VAN ARENBERG, KONINGIN.
(2) Hubn;
gessachtk.
tafel. 240.
Te weeten, van dit schutterlyke genootschap. Op de tegenzyde ziet men, binnen eenen lau-
werkrans en naast eenen voetboog, door eene hand, die uyt de wolken komt, den afgeschooten
vogel gekroond op eenen staf houden; boven dit byschrift:
JUSTICE, ART, ET VICTOIRE. 1619.
HET RECHT, DE KONST EN DE OVERWINNING. 1619.
Terwyl eene dusdaanige rust in de Ne-
derlanden wierdt genooten , verhief zich
in de gebuurryken een zeer hevig oorlogs-
vuur, waarin de Roomsche Nederlanden
door 't bloedverwantschap hunner Vörsten,
en de Vereenigde Gewesten door gelyke
Kerk-en Staatsbelangen, voor 't eyndigen
des Bestands, hun deel naamen. Staande
(3) Vassor de regeering van (3) Keyzer Rudolf was,
Hist.de volgens zyne vergunbrieven, tusschen de
Louis
Xlll.tom.
III.pag.
209.
Roomsche en Onroomsche inwoonders
van Boheeme een verdrag van vreede
en onderlinge verdraagzaamheyd gessoo-
ten. Dan die rust was niet langduu-
rig ; want eerlang beschuldigde de een
den anderen van die te hebben verbro-
ken : doch vooral de Onroomschen ;
waarom die ook op het samenroepen der
Ryksstaaten aandrongen, om aan de zelve
hunne klagten te doen. Maar dit niet
konnende verwerven, vergaderden zy on-
derling te Praag, tegens het verbod des
Keyzers, en benoemden eenige Gemagtig-
den, om hunne klagten tegens de Room-
schen den Keyzerlyke Amptenaaren voor
te draagen. By het doen van 't vertoog
raakten door de scherpheyd der uytdruk-
kingen de gemoederen aan 't gisten, en zy
onderling van woorden tot daadlykheden:
zulks op staanden voet drie van 's Keyzers
Amptenaaren overmand, en hals over kop
uyt de vensters van 't (4) Koninglyke Hof (4) Vassbr
te Praag gesmeeten wierden. Dus de vlam Hlst°e
Louis
III. pag.
212.
der verbitteringe ten dake zynde uytgeslaa- xiii.tome
gen, scheen men sedert op niets anders be-
dacht, dan om het juk van den Huyze van
Oostenryk af te werpen. Des dertig Be-
windsmannen gekooren hebbende, om 't
Ryk te bestieren, verzochten zy onder-
Rand van de Gebuurvorsten hunne Geloofs-
Ff 2
met den vergulden halsband, waaraan een maand,met den voetboogook den vogelge- 1619.
vogel gehecht is, op het prachtigste ont-
haald. By welk voorval de toegejuychte
Vorstinzich nietminder milddaadig aan de
Broedcrschap bewees, dan zy zich tevoore
afgerecht in 't behandelen van den boog
getoond had. Te meer, mids nu op aller
lesd^a' tongen reedt hoe haar Grootvader Philips
de I. Hertog van Aarschot (1) in het jaar
Prov.
d'Hay-
naut, fol.
414.
veld hebbende en des tot Koning verklaard
zynde, aan de Gildebroeders een zilver-
verguld halssiraad vereerd had , 't gene de
Schutterkoningen tot huyden ten dage als-
nog komen te draagen. De gedachtenis
van dat Anna van Croy den vogel getrof-
fen heeft wordt, als zynde een zonderling
voorval, op deezen gedenkpenning be-
vyftienhonderdvyfentwintig te Bergen in waard, welke onder de Gildebroeders waar-
Henegouwe, op den eersten van Bloeit | schynelyk zal omgedeeld zyn geworden.
Het Borstbeeld der Prinsesse, welke de oudste Dochter van Philips van Croy, den II. Hertog
van Aarschot was,en naamaals den zestienden van Sprokkelmaand des jaars zestienhonderdvyfen-
dertig (2) overleedt, staat op de voorzyde, en binnen het randschrift deezer tytelen:
ANNE DE CROY, DUChesse D'ARSCHOT, Princesse
D'AREMBERG, REYNE.
ANNA VAN CROT, HERTOGIN VAN AARSCHOT, PRINSES
VAN ARENBERG, KONINGIN.
(2) Hubn;
gessachtk.
tafel. 240.
Te weeten, van dit schutterlyke genootschap. Op de tegenzyde ziet men, binnen eenen lau-
werkrans en naast eenen voetboog, door eene hand, die uyt de wolken komt, den afgeschooten
vogel gekroond op eenen staf houden; boven dit byschrift:
JUSTICE, ART, ET VICTOIRE. 1619.
HET RECHT, DE KONST EN DE OVERWINNING. 1619.
Terwyl eene dusdaanige rust in de Ne-
derlanden wierdt genooten , verhief zich
in de gebuurryken een zeer hevig oorlogs-
vuur, waarin de Roomsche Nederlanden
door 't bloedverwantschap hunner Vörsten,
en de Vereenigde Gewesten door gelyke
Kerk-en Staatsbelangen, voor 't eyndigen
des Bestands, hun deel naamen. Staande
(3) Vassor de regeering van (3) Keyzer Rudolf was,
Hist.de volgens zyne vergunbrieven, tusschen de
Louis
Xlll.tom.
III.pag.
209.
Roomsche en Onroomsche inwoonders
van Boheeme een verdrag van vreede
en onderlinge verdraagzaamheyd gessoo-
ten. Dan die rust was niet langduu-
rig ; want eerlang beschuldigde de een
den anderen van die te hebben verbro-
ken : doch vooral de Onroomschen ;
waarom die ook op het samenroepen der
Ryksstaaten aandrongen, om aan de zelve
hunne klagten te doen. Maar dit niet
konnende verwerven, vergaderden zy on-
derling te Praag, tegens het verbod des
Keyzers, en benoemden eenige Gemagtig-
den, om hunne klagten tegens de Room-
schen den Keyzerlyke Amptenaaren voor
te draagen. By het doen van 't vertoog
raakten door de scherpheyd der uytdruk-
kingen de gemoederen aan 't gisten, en zy
onderling van woorden tot daadlykheden:
zulks op staanden voet drie van 's Keyzers
Amptenaaren overmand, en hals over kop
uyt de vensters van 't (4) Koninglyke Hof (4) Vassbr
te Praag gesmeeten wierden. Dus de vlam Hlst°e
Louis
III. pag.
212.
der verbitteringe ten dake zynde uytgeslaa- xiii.tome
gen, scheen men sedert op niets anders be-
dacht, dan om het juk van den Huyze van
Oostenryk af te werpen. Des dertig Be-
windsmannen gekooren hebbende, om 't
Ryk te bestieren, verzochten zy onder-
Rand van de Gebuurvorsten hunne Geloofs-
Ff 2