Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Oudheidkundig jaarboek — 3. Ser. 1.1921

DOI article:
Por, Jacob: Middeleeuwsch beeldhouwwerk in het kerkgebouw der Ned. Herv. Gemeente te Nisse (Z.)
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19958#0041
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
KERKGEBOUW DER NED. HERV. GEM. TE NISSE (Z.).

25

al de sierlijke en gevoelig doorgewerkte onderdeelen zijn de groote massa’s niet
verloren gegaan, maar bepalen deze de verhoudingen tegenover de architectuur.

De figuren zijn in lange kleederen gehuld, naar de Oostersche wijze, in tunika
en pallium. Niet in de strenge rhytmische klassieke vormen, of met de overdrevene
beweging van het romaansche tijdperk zijn ze gesneden. Niet het oude beeldhouwwerk
heeft als voorbeeld gediend, maar in de studie naar de natuur heeft de beeldhouwer
de bron gevonden, die hem voor dit werk inspireerde. Daardoor is het menschelijke,
dat in deze beelden uitgedrukt is, edel en natuurlijk. De kleederen bedekken bijna
het geheele lichaam, zoodat alleen het hoofd, de hals voorzoover ze niet door het
hoofdhaar en baard bedekt is, de handen en ’t voorste gedeelte der voeten vrij blijven.
De tunika’s zijn gedeeltelijk zichtbaar, over de borst glad of in dunne plooien
gehouden, over den buik door een gordel licht opgeschort, doch naar beneden in
groote plooien tot de voeten neervallend.

De pallium’s hangen los over de schouders, bij de meeste figuren met een
knoop voor de borst vastgegespt. Ze hangen vol afwisseling al naar den stand en
houding der figuren — b.v. bij Jacobus Zebedeus is het groene pallium als een dunne
sierlijke doek om het lichaam geslagen, af en toe de zwarte binnenkant toonende.
De plooien zijn soms breed, dan weer dun, lang of kort geknikt; de stof van den
mantel is door deze bewerking goed uitgedrukt. — Bij Bartholomeus is de linkerzijde
van het pallium om den linkerarm geslagen, en wordt de punt in de hand, waarin
ook een geopend boek is, vastgehouden. Als een groot rustig vlak is dat naar beneden
hangend gedeelte van den mantel en daarbij toch vol van uitdrukking door de diepe
plooiing onder den arm, die naar beneden zoo zacht verdwijnt. — Bij Jacobus Alpheus
wordt de gebogen lijn in de figuur, door het omgehangen roode pallium — en door
de teekening van den witten kraag en zoom nog meer tot uiting gebracht. Bij Simon
Zelotes, eene der beide hoekfiguren bij den koorwand, is het roode pallium over de
armen geslagen. Het valt in dunne plooien naar beneden; en door af en toe den
zwarten zoom als eene zigzag lijn te laten zien, heeft de beeldhouwer getracht het
oog van de verkeerde verhouding dezer figuur af te trekken.

De kleederen hebben bij deze figuren een groot aandeel aan de uitdrukking.
De beeldhouwer heeft dat goed begrepen, want door de beknopte ruimte was er voor
groote beweging der figuren geen plaats. Ze moesten rechtop staan, of met eene
lichte buiging in de heupen. De bovenarmen zijn alle aan het lichaam gedrukt, of
naar achteren gebogen. Zelfs voor den benedenarm is geen vrije beweging mogelijk,
alleen naar voren of naar boven, omdat de elleboog tegen den achterwand gedrukt
is. De beenen moesten dicht bij elkaar blijven, even kon de knie naar buiten ge-
schoven worden om de houding der figuur aan te geven. De voeten moesten weer
teruggetrokken worden, omdat ze anders buiten den vorm zouden uitsteken.

Alleen met de hoofden had de beeldhouwer meer vrijheid van beweging.
Door een lichte buiging van het hoofd, ’t zij naar voren of zijwaarts gaf hij aan
iedere figuur eene andere uitdrukking. De gebondenheid aan den beschreven vorm
van het houtblok hinderde hem niet; het hoofd beheerscht de gansche gestalte.
 
Annotationen