Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Hoet, Gerard [Editor]; Picart, Bernard [Editor]; Houbraken, Arnold [Editor]
Taferelen Der Voornaamste Geschiedenissen Van Het Oude En Nieuwe Testament, En Andere Boeken, Bij De Heilige Schrift Gevoegt: Door De Vermaarde Kunstenaars Hoet, Houbraken en Picart Getekent, En Van De Beste Meesters In Koper Gesneden, En Met Beschrijvingen Uitgebreid (Band 1) — Den Haag, 1728

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.15341#0230
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
HEILIGE TAFERËELER

HET II. TAFEREEL.
Et is aanmerkelijk, dat de Hebreeuwsche Werk-
woorden geen eigen tegenwoordige tijd hebben, en
in de voorleden en in de toekomende worden ge^
bruikt, om de onbestendigheid van al het onder->
maansche aan te wijsen, en dat de Heere der heir-
scharen de beurten der dingen wilTelt. In de huishou-
dinge Gods komtjosua de zoon van Nun hier voor i
die, gedurende de veertigjarige reistogt in deWoe^
stijne, benelens Caleb den zoon van Jephunne, had volhard den Heere
zijnen God na te volgen, en onder de duizenden van gantsch Israël, als een
tintelende star, uitgeblonken. De Heere nu hadde tot Moses gesprokeni
om uw vergrijp, aan het twistwater te Kades in de woestijne Zin, zult gij
over dezejordaan niet gaan, nogte dit volk in dat land inbrengen, maat
het zelve van tegen over aanschouwen, ende dan sterven. Mosès wetende*
dat de Geest Gods hem had gemaakt, en dat de adem des Almagtigen
hem had levendig gemaakt, en dat de mensch naar zijn eeuwig huis moet
gaan, antwoorde den Heere: Dat de Heere, de God der geesten van alle
vleesch (die het leven, den adem, en alle dingen aan allen geeft, ende ge-
ver is van alle geestelijke gaven) énen man over deze menigte stelle. Hij
droeg niemand van zijne, nogte van zijne broeders zonen voor, latende
de verkiesing aan God over, en verzogteen leidsman van bequaamheidj
die de harten en de zinnen van de menschen kende, en wist waar toe elk be-
quaamzij; een man, magtig om den last der heerschappij te torssen, die
uit en in kon gaan, in oorlog en in vrede voortrekken en gebieden, en de
heirlegers aanvoeren en afbrengen; een herder van het volk. Waar op de
Heere aan Moses belaste, Josua de zoon van Nun, een man in wien de
Geest der wijsheid was, te nemen, ende hem voor den priester Eleazar, en
voorde gantsche vergadering te stellen, en in het openbaar aan te/preken*
niet als een dienaar gelijk voorheen, maar als een vorst over het volk Gods
in zijne plaats, en bevél te geven, te onderwijsen wegens de manier van
regeren, om de algemene zaak tegens den vijand dapper uitte voeren, hec
volk in hunnen pligt, en in den godsdicnst ijverig te houden $ en met de
oplegging der handen van zijne heerlijkheid, gezag, zagtmoedigheid en ne-
derigheid, op hem te leggen j ten einde de nieuw gehulden Heirtogtleider,
van heilig en onheilig gekent, geagt > bemint, en ontzien, van gantsch Israël
mogte worden gehoorzaamt. Na dat dit kort te voren door Moses was uit-
gevoert, en dat de dag van zijne dood naderde , wilde de Heere zelfs die
zaak hoogstatelijker bekragtigen, op dat Hij Josua in het aanvaarden van
het zwaarwigtig ampt zoude versterken, en door Zijne tegenwoordigheid,
het gezag van den gestelden Veldheer, bij het volk doen gelden. Derhai-
ven zeide de Heere tot Moses; roep Josua, ende staat in de Tent der za-
menkomst (namentlijk in de voorhof voor de deur, want de priesters alleen
Oo mog-
 
Annotationen