Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Hoet, Gerard [Editor]; Picart, Bernard [Editor]; Houbraken, Arnold [Editor]
Taferelen Der Voornaamste Geschiedenissen Van Het Oude En Nieuwe Testament, En Andere Boeken, Bij De Heilige Schrift Gevoegt: Door De Vermaarde Kunstenaars Hoet, Houbraken en Picart Getekent, En Van De Beste Meesters In Koper Gesneden, En Met Beschrijvingen Uitgebreid (Band 2) — Den Haag, 1728

DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.15342#0178
Overview
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
HEILIGE TAFEREELEN.

TAFEREEL VAN JOB.
Ier is Job het voorwerp, en God het aspunt daar de
spil op draait. Geloof en Lijdzaamheid, in een
mensch uitblinkende, zijn twee vuirbakens, die al
den aardkloot toeligten. Dat dit geen zedelijk of
verdigt werk, maar een waaragtige geschiedenis zij,
blijkt uit twee Gods-tolken van beide de Verbon-
den , Ezechiël en Jacobus, die van Job gewagen*
sMans afkomst, levenstijd, en zijnschrijverschui^
lèn in het duister. Job komt voor, als een vorst of koning in het ooster-
sehe landUz, een opregtman, vroom, godvrezend,en afwijkende van
hetquaad, met zeven zonen, drij dogteren, vele dienstboden , en een
overgroten véschat, gezegent. In zulk een welstant werden hem van de
Sabéén de ploegende ossen en de weidende ezelinnen ontrooft, en de
knegten doodgeüagen. Daar op viel Gods vuur uit den hemel, en verteer-
de de schapen en knegten. Voort namen de Chaldéén de kemelen met
geweld weg, en vermoordden de knegten. En als zijn oudste zoon de
gebroeders en gezusters op een gastmaal onthaalde, greep een geweldige
woestijnwind het huis van alle kanten aan, en klonk het met énen bons
den kruin in, door welken smak alle tien zijne kinderen werden verplet-
tert. De stantvastige Job bezweek door die bittere bezoeking niet; maar
een mensch is een mensch; hij scheurde zijn mantel, schoor zijn hoofd,
viel op de aarde, en boog zig neder, zeggende; de Heer heest gegeven j
de Heer heest genomen, de naam des Heer en zij gezegent: en geen onverto-
gen woord, tegens zijnen Schepper, rolde van zijne lippen. Hier bij bleef
het niet. Job werd van het hoofd tot de voeten met booze zweren gessa-
gen, en nam een potseherf om zig te krabben, en zat midden in de a(ch»
Indienwédom der elenden beschimpte zijn onhebbelijk wijf's mans god-
gelatenheid : maar Job, nog meer geduldig dan pijnelijk, zeide tot haar;
Gijfpreekt als een zottin; zouden wy het goede van God, en het quade ook
Vvv niet

k ©
I 1
 
Annotationen