DOI Page / Citation link:
https://doi.org/10.11588/diglit.24570#0102
KONINKLIJK KABINET VAN PENNINGEN EN GESNEDEN
STEENEN TE ’S GRAVENHAGE.
Ik heb de eer Uwe Excellentie aan te bieden het verslag- omtrent
de aanwinsten van het Koninklijk Penningkabinet gedurende het
jaar 1878.
Terwijl in dit jaar geene stukken door ruiling werden verkregen ,
mogt het Kabinet zich daarentegen verheugen in het bekomen van
verschillende geschenken. De namen der gevers zijn bij de stukken
vermeld; een der gevers, die verlangd had onbekend te blijven, over-
leed nu eenige weken geleden reeds.
Het verkrijgen door aankoop van de Nederlandsche gedenkpennin-
gen, welke nog aan het Kabinet ontbreken, wordt steeds meer moei-
jelijk, daar, indien deze op openbare verkoopingen voorkomen, er
zulke buitensporige prijzen voor worden besteed, dat de mededinging
niet vol te houden is.
Gelukkiger mogt ik daarentegen slagen in het verkrijgen van Neder-
landsche munten , en van die der naburige Staten , zoo noodig voor-
de vergelijkende muntkunde. Het meer en meer volledig maken der
in het Penningkabinet aanwezige reeksen werd zeer bevorderd door
den aankoop van zeer belangrijke stukken , welke , soms sedert eeuwen
in de aarde bedolven , door een of ander toeval weder het licht zagen.
Bijzondere vermelding verdient de muntvond, welke in den zomer
van 1877 te Nordoog, een dorp in Oostfriesland , plaats had. De eigenaars
eener boerenhuizing, meermalen afgebrand , besloten die op eene andere
plek te doen herbouwen : bij het opruimen van het puin , werd ook
de ijzeren haard- of stookplaat op den wagen geworpen , waardoor eene
kan of pot uit de steenen , waarop die plaat was bevestigd geweest, te
voorschijn kwam en daarin ruim twee honderd gouden , meest Nederland-
sche munten. De merkwaardige stukken , daardoor voor het Kabinet
verkregen , zijn in het verslag afzonderlijk vermeld. Bovendien had nog
een vond van inlandsche munten uit het laatst der vijftiende eeuw te
Wageningen plaats; terwijl in het Kaldenkircher Wald, bij Venlo,
STEENEN TE ’S GRAVENHAGE.
Ik heb de eer Uwe Excellentie aan te bieden het verslag- omtrent
de aanwinsten van het Koninklijk Penningkabinet gedurende het
jaar 1878.
Terwijl in dit jaar geene stukken door ruiling werden verkregen ,
mogt het Kabinet zich daarentegen verheugen in het bekomen van
verschillende geschenken. De namen der gevers zijn bij de stukken
vermeld; een der gevers, die verlangd had onbekend te blijven, over-
leed nu eenige weken geleden reeds.
Het verkrijgen door aankoop van de Nederlandsche gedenkpennin-
gen, welke nog aan het Kabinet ontbreken, wordt steeds meer moei-
jelijk, daar, indien deze op openbare verkoopingen voorkomen, er
zulke buitensporige prijzen voor worden besteed, dat de mededinging
niet vol te houden is.
Gelukkiger mogt ik daarentegen slagen in het verkrijgen van Neder-
landsche munten , en van die der naburige Staten , zoo noodig voor-
de vergelijkende muntkunde. Het meer en meer volledig maken der
in het Penningkabinet aanwezige reeksen werd zeer bevorderd door
den aankoop van zeer belangrijke stukken , welke , soms sedert eeuwen
in de aarde bedolven , door een of ander toeval weder het licht zagen.
Bijzondere vermelding verdient de muntvond, welke in den zomer
van 1877 te Nordoog, een dorp in Oostfriesland , plaats had. De eigenaars
eener boerenhuizing, meermalen afgebrand , besloten die op eene andere
plek te doen herbouwen : bij het opruimen van het puin , werd ook
de ijzeren haard- of stookplaat op den wagen geworpen , waardoor eene
kan of pot uit de steenen , waarop die plaat was bevestigd geweest, te
voorschijn kwam en daarin ruim twee honderd gouden , meest Nederland-
sche munten. De merkwaardige stukken , daardoor voor het Kabinet
verkregen , zijn in het verslag afzonderlijk vermeld. Bovendien had nog
een vond van inlandsche munten uit het laatst der vijftiende eeuw te
Wageningen plaats; terwijl in het Kaldenkircher Wald, bij Venlo,