Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 1.1899-1900

DOI Heft:
Nr. 4
DOI Artikel:
Muller, Samuel; Pit, Adriaan: Over Museum-catalogussen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17407#0112
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
102

eenstemmigheid vaststellen, dat bij de vorming van musea, behalve het
artistieke, ook het wetenschappelijke en het historische belang van een
voorwerp in het oog gehouden moet worden. In plaats van éeu museum
van oudheden tout simplement, verlangen wij dus niet minder dan drie
musea: een voor artistiek bewonderenswaardige oudheden, een voor
wetenschappelijk belangrijke oudheden, een voor historisch merkwaardige
oudheden. Maar ge stemt mij dadelijk toe, dat de inrichting van die
drie musea naast elkander onzinnig zou zijn, aangezien wellicht de helft
der voorwerpen eene plaats in twee der drie zou verdienen, zoodat
hunne plaatsing in het eene de beide andere inkompleet zou laten.
Eén museum dus, opgebouwd op driedubbelen grondslag. Aan deze
conclusie valt niet te ontkomen.

Maar het gemis aan logica, dat nu ook onvermijdelijk in de
samenstelling van ons gecombineerd museum heerschen zal, wreekt zich
natuurlijk onfeilbaar, — reeds dadelijk bij de opstelling van het museum.
Als ge u laat verleiden, een pistool met fraai gedreven of prachtig
ingelegde kolf te gebruiken, om uwe helaas slechts spaarzaam bevolkte
vitrines met drijfwerk en inlegwerk aan te vullen, dan mist ge dadelijk
een schakel in uwe »geleidelijke ontwikkeling der systemen van ont-
branding!;, tenzij die toevallig bijzonder rijk voorzien is. En ik vermoed,
dat het Hollandsche hart niet zeer tevreden zal zijn, als gij de door-
boorde kleederen van den «Zwijger« ophangt tusschen een Romeinschen
schoen, uit het Drentsche veen opgedolven, en een stel mutsen van onze
grootmoeders.

Intusschen, met eenige behendigheid uwerzijds en met wat goeden
wil en wat onattentie van de zijde van het publiek, is dit bezwaar nog
wel op te lossen. Ernstiger wordt het, zoodra gij u zetten zult tot het
stellen van een behoorlijken catalogus, dien ieder deskundige gebruiken
en op zijn gemak bestudeeren kan.

Bij een volkomen consequent samengesteld museum zou de
indeeling van den catalogus weinig of geen bezwaar leveren. Een museum
van voortbrengselen onzer oude kunstindustrie moet natuurlijk ingedeeld
worden volgens de stoffen, waaruit elk voorwerp vervaardigd is; men
zal dus verkrijgen eene serie houtsnijwerken, smeedwerken, emails, voort-
brengselen der pottcbakkerij, kantwerken enz. enz. Zoo mogelijk, zal
men deze serieën nog onderverdeelen volgens de plaatselijke kunstscholen
en misschien in elke school nog verschillende typen onderscheiden. De
rangschikking in elke afdeeling moet natuurlijk chronologisch zijn. —
De catalogus van een kultuurhistorisch museum daarentegen zal, te
rade gaande met de bestemming der voorwerpen, de veranderingen
in de gewoonten en in den smaak der menschen aanschouwelijk trachten
te maken door het vormen van serieën schoorsteenen, wapenen, stoelen,
kleederen, gedeelten van huizen enz., terwijl ook eene muntverzameling
hier geheel op hare plaats is. — De beheerder eencr zuiver historische
 
Annotationen