Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 1.1899-1900

DOI issue:
Nr. 4
DOI article:
Muller, Samuel; Pit, Adriaan: Over Museum-catalogussen
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.17407#0111

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
101

weging, meer van gevoelsredenen dan van verstandelijke argumenten of
van de belangen van kunst en wetenschap. Ik bedoel dit. Wij zijn in
onze hoogst verstandige eeuw geneigd den spot te drijven met de ietwat
sentimenteel e neiging, om souvenirs te bewaren aan personen en zaken,
die ons dierbaar geweest zijn en nog zijn. Toegegeven, dat het hechten
aan dergelijke prullen een zuiver subjectief karakter heeft. Maar toch
zou ik willen vragen: hebben dergelijke subjectieve gevoelens, wanneer
zij het hart treffen der natie zelve, die een museum bouwt en bekostigt,
niet alle aanspraak, om door deze natie geëerbiedigd te worden? Ligt
niet aan den zoo ontaarden reliekendienst der Roomsche kerk in principe
eene piëteit ten grondslag, die sympathiek, ja eerbiedwaardig heeten mag?
En zou het dus niet verschoonbaar, aanbevelenswaardig zelfs zijn, zoo
wij, de naar onze overtuiging betreurenswaardige excessen vermijdende,
het voorbeeld volgden der kerk met betrekking tot onze nationale relieken?
Ik erken, dat het mij verdroten heeft, toen Victor de Stuers' scherp-
zinnige kritiek heeft uitgemaakt, dat de doorboorde en met bloed
bevlekte kleederen van den » Vader des vaderlandss afkomstig waren
van graaf Willem Frederik, wiens nutteloos bestaan en roemlooze dood
mij volkomen koud laten. En welk Nederlander bedenkt niet met eenig
genoegen, dat de reizende leden van de paramount-power, die eiken
zomer onze hoofdstad bezoeken, daar plotseling gesteld worden voor
den spiegel van den Royal Charles in zijne kolossale, niet voorbij te
ziene afmetingen? Voor kunstindustrie en voor beschavingsgeschiedenis
zijn de kleederen en de spiegel niet absoluut waardeloos; maar niet dit
in de eerste plaats rechtvaardigt toch hunne opneming in het Nederlandsche
museum. Of wat zou de Nederlandsche natie geoordeeld hebben van
eene regeering, die aan den sympathieken heer Gardiner, toen hij de
relieken van Willem Barents op eigen kosten van Nova Zembla gehaald
en aan Nederland aangeboden had, ten antwoord had gegeven: >:Geef
mij die aardige looden kan; ik vind ze als type goed genoeg voor mijn
museum van kunstindustrie. Maar overigens kunt gij den verroesten
rommel mijnentwege voor oud ijzer verkoopenk

Niet waar? dit gaat niet aan! Ik reken op uwe instemming. En
dadelijk spreken wij dan af, dat wij de talrijke, met omslachtige certificaten
van echtheid rondzwervende stukken hout van Van Speyk's kanonneerboot,
als wij in de gelegenheid zijn, aanstonds ten vure zullen doemen, terwijl
wij den op sterkwater geconserveerden vinger van Cornclis de Witt
van harte de eerlijke begrafenis zullen gunnen, die hem te lang ont-
houden is. Als wij het ook daarover eens zijn geworden, vertrouw ik, dat
gij met mij een klein museum van nationale relieken wcnschelijk, ja
noodig zult achten.

Maar aangezien ik nu verklaard heb, het volkomen eens te zijn met
uw artikel in dit Bulletin, terwijl ik vertrouw, dat gij wederkecrig mijn eer-
bied voor werkelijk nationale relieken deelt, mogen wij dus met volkomene
 
Annotationen