Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Verslagen en vereenigingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0049
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
een commissie van deskundigen. Daarvan is z.i. geen goed resultaat te wachten. Uitvoerig
ging spreker de geschiedenis der plannen na. De Minister had ten slotte vier rapporten
en heeft toen de voorlichting ingeroepen van het hoofd der afdeeling Kunsten en Weten-
schappen. Ten slotte schaarde de Minister zich aan de zijde van het rapport der heeren
Cuypers en de Stuers. En nu zou de heer Kalf nog een commissie wenschen? Maar zijn
er dan nog zooveel deskundigen behalve de reeds gehoorde? Het kwam spreker voor,
dat het niet wenschelijk was de zaak verder te compliceeren en dat het het beste is om
zich neer te leggen bij de beslissing van den Minister.

De heer Kalf antwoordde, dat ook z. i. de drie best-bevoegde deskundigen in deze
zaak reeds zijn gehoord. Hun advies kan echter deze vergadering niet tot eene beslissing
leiden, daar zij het onderling oneens zijn. Hoe kan, waar bij uitstek bevoegde beoordeelaars
van meening verschillen, deze grootendeels uit leeken samengestelde vergadering tot eene
verstandige beslissing komen! Stelt men echter deze verschillende adviezen in handen
eener commissie van deskundigen, dan kunnen die de van beide zijden aangevoerde argu-
menten toetsen aan het kasteel-zelf en hun advies zal aan de vereeniging een veiligen
leiddraad geven.

De voorzitter verklaart, dat ook hem het voorstel-Kalf het beste lijkt.

De heer Fockema vroeg hierna den heer de Stuers of reeds vroeger een dergelijk
geval zich had voorgedaan en of het niet mogelijk zou zijn tot eene oplossing te
komen door zoowel van de zijde der vereeniging als van die van den Minister gen
deskundige te doen benoemen. De heer de Stuers verklaarde, dat in de dertig jaar, dat
hij officieel voorlichting gaf bij het verleenen van subsidies, eene kwestie als deze
nimmer voorkwam n).

Hij betoogde verder, dat de Minister in deze zaak zeer tegemoetkomend is geweest
en blijken heeft gegeven van een groot geduld. Bij een nieuw deskundig onderzoek zou
hij opnieuw het advies vragen van zijne adviseurs, de heeren Cuypers en de Stuers, en
dan zou men over drie maanden even ver zijn als nu.

De heer Fockema dient daarop de volgende motie in: »De vergadering, van oordeel,
dat het niet wenschelijk is, dat aan de voorwaarden, waaronder het subsidie voor restauratie
van het kasteel de Doorwerth verleend is, getornd wordt; waardeerende de inzichten van
het Bestuur; aanvaardt echter het subsidie onder dankbetuiging aan den Minister en gaat
over tot de orde van den dag.”

Nadat nog uit de vergadering was gewezen op het gevaar, dat de subsidie der regeering
zou worden verloren en de heer Kalf had opgemerkt, dat men, ook nadat de door hem
gewenschte commissie verslag heeft gedaan, c. q. zal kunnen overwegen of aan den eisch 1

1) Wij gelooven, dat de heer de Stuers zich vergiste. Het geval heeft zich, meenen wij, indertijd
voorgedaan bij de restauratie van den Dom te Utrecht: de architect van het kerkbestuur had toen
daken ontworpen, waarmede de adviseurs van den Minister — naar wij meenen de heeren Gugel en
de Stuers — zich niet konden vereenigen. De Minister eischte, dat het plan van zijne adviseurs zou
worden gevolgd, maar het kerkbestuur gaf niet toe en zag af van de Rijkssubsidie. Redactie.

37
 
Annotationen