Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI issue:
Nr. 1
DOI article:
Verslagen en vereenigingen
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0050

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
van den Minister moet worden voldaan, terwijl in ieder geval getracht kan worden de
provinciale subsidie te behouden, gaven de heeren Dr. Cuypers en de Stuers met behulp
van een tentoongestelden plattegrond van den Doorwerth een uitvoerige uiteenzetting van
het geschilpunt.

De heer Kalf zegt, dat dit exposé de aanwezigen moet overtuigd hebben van de
groote moeilijkheid der quaestie. Het zou waarlijk onverantwoordelijk zijn, dat deze ver-
gadering zich bij een zoo lastig probleem als scheidsrechter zou opwerpen tusschen de
uiteenloopende meeningen van speciale deskundigen. Hij blijft daarom bij zijn voorstel en
stelt nader voor de commissie van advies te doen bestaan uit twee architecten en eenen
kunsthistoricus of archeoloog.

Dit voorstel wordt nu in stemming gebracht en aangenomen met 15 tegen 5 stemmen
en 2 onthoudingen.

Tot leden dier commissie worden vervolgens benoemd de heeren Frederiks en Peters,
architecten (voor het geval een van beiden bedankt, de heer Weve), en de heer Kalf, archeoloog.

De heer Fockema trekt daarna zijn motie in, waarna de vergadering gesloten wordt.

Uit het verslag der Provinciale Zuidhollandsche Archeologische Commissie over het
jaar 1909 blijkt wederom, dat de Commissie met vrucht werkzaam is geweest. Wij vatten
in het volgende kort het voornaamste uit het verslag samen.

Abbenbroek. Naar aanleiding van een bericht der Commissie heeft het Departement
van Binnenlandsche Zaken zich met goed gevolg met kerkvoogden der Ned. Hervormde
Gemeente in verbinding gesteld, teneinde een oordeelkundig herstel van het, in het vorige
verslag afgebeelde, belangrijke kerkgebouw te verzekeren. Er is thans een regeling getroffen,
waardoor, dank zij de medewerking der kerkvoogden, die afzagen van een voorgenomen
uitbouw, deze kerk toch behouden zal blijven en goed worden hersteld, zij het dan ook
in eenigszins langen tijd.

Berkel. Door de Commissie werd bericht ontvangen, dat de oude doopvont in de
Ned. Hervormde kerk te koop was aangeboden aan het Rijks-Museum te Amsterdam.
Bij onderzoek ter plaatse bleek, dat deze doopvont een goed bewaard hardsteenen exemplaar
is van het bekende type, dat op een eenvoudigen voet eene achtkante kuip draagt, die
versierd is met vier gebeeldhouwde koppen. Zij dagteekent vermoedelijk uit de vijftiende
eeuw. Kerkvoogden verkeerden in de meening, dat dit voorwerp eenige honderden guldens
waard was, en wilden het daarom verkoopen. Toen hun was gezegd, dat de handelswaarde
zeer gering is, verklaarden zij, niet te bedoelen voor een zoo luttel bedrag van de doopvont
afstand te doen. De doopvont blijft dus ter plaatse bewaard, terwijl ten overvloede de
verzekering werd verkregen, dat in geen geval tot verkoop zal worden besloten zonder
voorafgaande kennisgeving aan de Commissie.

Delft. Door de »Verfraaiingscommissie Delfia” werd tot den Gemeenteraad van
Delft het verzoek gericht, »in het vervolg bij herstelling van kademuren en bruggen de

38
 
Annotationen