Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 1
DOI Artikel:
Verslagen en vereenigingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0048

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
(8 tegen 2 stemmen) besloten, daar het zonder Rijkssubsidie vreesde de herstelling van
het kasteel niet tot stand te kunnen brengen, tot het volgende praeadvies :

»De meerderheid van het Bestuur gelezen hebbende een schrijven van den Minister van Binnenl.
Zaken, houdende bericht, dat de ingezonden plannen tot verbouwing van het kasteel Doorwerth moeten
worden gewijzigd overeenkomstig het advies der adviseurs; overwegende, dat wanneer aan den inhoud
van bovengenoemd schrijven niet wordt voldaan, het rijkssubsidie niet kan worden verleend; over-
wegende dat in dit geval het provinciale subsidie ook staat te vervallen; adviseert den leden het schrijven
van den Minister voor kennisgeving aan te nemen en onder protest aan den inhoud daarvan te voldoen.”

De voorzitter verwijst verder naar de ter zake uitgebrachte rapporten van den
architect der vereeniging en de adviseurs van den Minister (in afdruk aan de leden
toegezonden) en merkt ten slotte op, dat men hier voor een principieele vraag staat, die
z. i. goed is geformuleerd door den architect der vereeniging in deze beide alternatieven:

Wenscht men het kasteel de Doorwerth in gansch zijne historische ontwikkeling geheel te bewaren,
met vernieuwing der bouwvallige deelen?

Of wenscht men het kasteel de Doorwerth zooveel mogelijk terug te brengen in den toestand
zooals die zich zal hebben voorgedaan in het begin der XVIIde eeuw, door latere aanbouwen, welke
uitwendig onschoon zijn te amoveeren ?

Hij opent hierna de beraadslaging over het bestuursvoorstel.

De heer Fockema gaf in overweging dit voorstel wat kalmer te stellen; het is toch
niet geheel onmogelijk, dat nog wijziging der plannen van den Minister wordt verkregen.

De heer Jan Kalf achtte het voorstel onaannemelijk. Men heeft zich af te vragen
wat door het belang van het monument wordt gevorderd. Eischt dit eene restauratie op de
manier als door de adviseurs van den Minister voorgesteld, dan aanvaarde men dankbaar
de subsidie; meent men dat het plan van den architect de voorkeur verdient, dan aan-
vaarde men, in het uiterste geval, de subsidie niet. Schandelijk zou het zijn ter verkrijging
van een subsidie iets tegen onze overtuiging te doen. Dan ware het beter voorloopig het
kasteel regen- en waterdicht te maken, om vervolgens gelden in te zamelen voor een verder
doorwerken. Hij meent echter, dat van een verhezen der subsidie nog geen sprake behoeft te
zijn. In het rapport van den architect worden verschillende feiten gesteld, die, als zij alle
juist zijn, het besluit wettigen, dat afbraak der aanbouwen niet mogelijk is, zonder het
gebouw als historisch geheel te schenden. In het rapport der adviseurs echter worden
verschillende dezer argumenten weersproken, enkele onbeantwoord gelaten. Tusschen deze
twee inzichten kan deze vergadering onmogelijk kiezen. Zij mist de daartoe noodige kennis
van zaken. Hij stelt daarom voor het advies te vragen eener commissie van deskundigen,
die zich ter plaatse op de hoogte kan stellen. Na zulke voorlichting kan de vergadering
zich een oordeel vormen. En mocht dit advies dan luiden ten gunste van het plan van
den architect der vereeniging, dan is het toch volstrekt niet uitgesloten, dat de Minister,
thans ook op zijne beurt vollediger ingelicht, niet zal vasthouden aan den eisch, dat het
inzicht van zijne adviseurs moet worden gevolgd.

De heer de Stuers bestreed het voorstel-Kalf, ook omdat men dan alweer komt met

36
 
Annotationen