Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI Heft:
Nr. 2
DOI Artikel:
Bijlage
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0112
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
van het laatst der achttiende eeuw zijn, alles even karakterloos is, geenszins bij het kasteel
past, op ongewenschte wijze de binnenplaats vernauwt en de traptoren bedekt en nu
het kasteel niet meer ter bewoning bestemd is, geheel nutteloos geworden is.

Tot behoud van deze waardelooze toevoegsels wordt aangevoerd dat anders de
spiltrap in den toren geheel zou dienen vernieuwd en veranderd te worden om toegang
tot de zalen te kunnen krijgen.

Dit is niet noodig. De toegang kan onder den poorttoren zeer goed gevonden
worden, terwijl deze ruimte tevens voor het bewaren van stokken, parapluis en verdere
voorwerpen kan dienen voor de personen die het Museum bezoeken.

Vervolgens wordt aangevoerd dat voor een museum als waartoe men voornemens
is het kasteel in te richten een tochtportaal allernoodzakelijkst is en gangen wenschelijk
zijn om het mogelijk te maken enkele vertrekken afzonderlijk at te sluiten.

Het behoud van het kasteel als monument moet op den voorgrond staan. De
inrichting tot museum is aan de eischen van het monument ondergeschikt.

Indien het museum behoefte heeft aan een tochtportaal, dan moet dit aangebracht
worden op de wijze zooals zulks geschied zou zijn in den tijd van het kasteel. Toen
bouwde men niet aan de buitenzijde gemetselde tochtportalen maar alle middeneeuwsche
tochtportalen zijn van hout gemaakt en inwendig geplaatst. Dat zou men desnoods ook
hier kunnen doen, maar indien men aan het publiek toegang wil geven langs den
ingangstoren, heeft men ongezocht een portaal in het zijvertrek tusschen dezen toren en
het hoofdgebouw.

De eventualiteit dat men een enkel lokaal afzonderlijk zou willen sluiten is zonder
gewicht, tal van Museum’s hebben daartoe geen zijgangen en de middeneeuwsche kasteelen
hadden die stellig niet.

Resumeerende volharden wij bij het advies om de waardelooze latere zijgangen met
vestibule en portaal te verwijderen.

(w. g.) P. J. H. Cuypers.

(w. g.) VlCTOR DE StUERS.

VOORSTEL VAN DEN HEER JAN KALF.

De ondergeteekende stelt voor aan Z. E. den Minister van Binnenlandsche Zaken
te berichten:

1°. Dat er bezwaar tegen bestaat gevolg te geven aan het door de adviseurs van
Z. E. geopperde denkbeeld: de langs den zuidgevel van het kasteel aanwezige gang af te
breken, daar uit het rapport der deskundigen gebleken is, dat deze gang tegelijk met
de tweede vergrooting van dien vleugel, omstreeks 1550, is aangelegd, zoodat de afbraak
der gang het kasteel zou brengen in eenen staat, waarin het nimmer heeft verkeerd;

2°. dat de in het rapport gereproduceerde, oude afbeeldingen het raadzaam maken,

101
 
Annotationen