Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 4.1911

DOI issue:
Nr. 2
DOI article:
Overvoorde, J. C.: Hollandsche Monumenten in Britsch - Indië
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19800#0118
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
liggen. Zelfs waren hier verschillende opschriften, die nog voor slechts enkele jaren door
Wilson gezien werden, thans niet meer terug te vinden.

Wat ten slotte de groote grafmonumenten betreft, waaraan meer of minder kunst-
waarde is toe te kennen, valt er in de eerste plaats op te wijzen, dat deze slechts in
enkele plaatsen voorkomen, zooals te Surat, Broach, Ahmedabad, Kaltripur (thans Cas-
simbasar) en Pulicat. De toestand is hiervan niet slecht, al heeft ook hier de tijd
zijn invloed doen gelden. Alleen het uiterlijk aanzien ervan wordt niet verhoogd door
het zwart worden van de pleisterlaag, welke alle monumenten bedekt. Dit is echter meer
een fout van het gebruikte materiaal. Op alle plaatsen vindt men echter de bewijzen, dat
voor het onderhoud wordt gezorgd. Zeer terecht gaat men hierbij echter niet verder dan
de voor het behoud noodzakelijke maatregelen en onthoudt men zich van ver gaande
restauraties. Wat dus, misschien reeds kort na de oprichting, in verval geraakte, bleef in
dien toestand en werd alleen tegen verder verval behoed, doch dit kan allerminst recht
geven tot een verwijt van gebrek aan belangstelling bij het tegenwoordig bestuur. Het
eenige wat soms minder aangenaam treft, is, dat de maatregelen tot behoud niet steeds
onder deskundig toezicht schijnen uitgevoerd te zijn. Men vergete trouwens niet, dat bij
den aard van samenstelling uit baksteen en pleister in dit klimaat en bij het veel voor-
komen van kleine aardbevingen, niet verwacht kan worden, dat de grafmonumenten in
even goeden staat zouden verkeeren als de marmeren paleizen te Agra en Delhi of de
aan een gril van den monarch ontsproten tooverstad Fatipur Sikri. Naast de nog aan-
wezige Hollandsche monumenten vindt men dan ook verschillende resten van fundamenten,
die op verdwenen bouwwerken wijzen. Het pleit echter zeker zoowel voor den goeden
bouw als voor het onderhoud door de Engelsche regeering, dat, zooverre mij bekend,
alle monumenten wier bestaan na 1800 wordt vermeld, ook thans nog aanwezig zijn, terwijl
vele in later tijd, zelfs na 1860 opgerichte naalden en tombes thans reeds in puin liggen.

Een goed teeken is ook de belangstelling die zoowel Engelschen als Indiërs voor
deze monumenten koesteren en een woord van dankbare waardeering mag hier gebracht
worden aan twee mannen, die elk op hun gebied veel hebben bijgedragen voor het
opwekken van belangstelling en het verder behoud, den onderkoning lord Curzon, en
den Hollander Dr. J. Ph. Vogel, thans super-intendant van de »archeological survey” in
Britsch-Indië, die door zijne groote kennis den naam van Holland daar hoog houdt en
door zijn belangstelling in de herinneringen aan den Hollandschen stam in zijne betrekking
zooveel heeft kunnen bijdragen tot het behoud hiervan.

Minder gelukkig is, wat de kerkhoven betreft, de toestand op Ceylon, waar een
algemeen toezicht ontbreekt en men soms in het onzekere verkeert wie voor het onderhoud
aangewezen is. Alleen zijn de kerkhoven door een muur omgeven en daardoor althans
eenigszins tegen baldadige vernieling gevrijwaard. Ook deze afsluiting verkeerde echter
in Jaffna en te Kalutara in zeer slechten toestand. Alleen te Galle, waar mr. F. H. deVos
zooveel belangstelling toont in het verleden van de kolonisten van Hollandschen stam,
vormt de toestand van het kerkhof eene gunstige uitzondering.

107
 
Annotationen