Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Overvoorde, J. C.: Rede Van Mr. Dr. J. C. Overvoorde bij be uitreiking der bekroning volgens het fonds Gijsberti Hodenpijl
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0033

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
vele architecten, en bonden en vereenigingen werken samen tot het behoud, waarbij ook
het Rijk niet ten achter blijft met directen steun, doch de bekroning van aller streven
blijft ontbreken, dat is eene v/ettelijke regeling, die den onwilligen eigenaar kan dwingen
om rekening te houden met het algemeen belang, waar dit het behoud van een monument
voorschrijft.

Reeds in 1900 mocht ik wijzen op de noodzakelijkheid van eene wettelijke
regeling en mocht ik in den Oudheidkundigen Bond den stoot geven tot eene beweging,
die in 1903 leidde tot de instelling van eene Rijkscommissie voor de beschrijving der
monumenten, waardoor althans de nog aanwezige gegevens worden vastgelegd, doch de
actie voor de monumentenwet zelf scheen nog vruchteloos te blijven, niettegenstaande
reeds in 1910 eene door den voornoemden Bond gekozen commissie een schema voor
een wetsontwerp ontwierp, dat aanpast aan de bijzondere toestanden in ons vaderland.

De beweging scheen vruchteloos, doch zij won in kracht, alleen reeds door de
feiten, die de noodzakelijkheid eener wetgeving beter aantoonden, dan woorden dit
zouden vermogen. De Nieuwe Zijdskapel viel, trots alle protesten en trots het aanbod
van subsidie door het Rijk, te Dordrecht weigerde de eigenaar van eenen sierlijken
renaissance gevel alle medewerking, niettegenstaande alle pogingen en aanbod van steun
door stadsbestuur, vereenigingen en particulieren, en hier dicht bij Delft zelf werd in
stilte het schilderachtige jachtslot van Van Oldenbarnevelt te Poeldijk gesloopt, vóórdat
zelfs iets tot behoud hiervan kon begonnen worden.

Tegenover dergelijk vandalisme staan zoowel de regeering als belangstellenden
machteloos, zoolang eene wettelijke regeling der monumentenzorg blijft ontbreken. In
nagenoeg alle beschaafde landen werd dit ingezien, doch Nederland ziet nog steeds zijne
monumentenschat onbeschermd overgeleverd aan de onbeperkte baatzucht van eigenaars
en architecten, die zich tot dergelijk werk leenen. Er is echter eene schemering van hoop,
dat Nederland hierin niet bij voortduring tot de achterlijkste landen van Europa zal
behooren. Toen ik kortgeleden de gelegenheid had de aandacht van den Minister van
Binnenlandsche Zaken op dit punt te vestigen, werd door Z.Exc. eene ernstige over-
weging van dit onderwerp toegezegd, zoodat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat de
Regeering er naar zal streven om binnen een niet te lang tijdperk tot waarheid te
maken de schoone woorden van het onafhankelijkheidsmanifest, dat Nederland er naar
streeft om op het gebied van wetenschap en kunst vooraan te staan in de rij der volken.

Ook met de beste wetgeving is het behoud der monumenten echter alleen mogelijk,
als de bevolking zélf hiervoor gevoelt en daarom is eene daad als de stichting van het
fonds Gijsberti Hodenpijl zoozeer toe te juichen, omdat deze zal medewerken om de
belangstelling voor de oude kunstwerken te verhoogen, en in de eerste plaats in Delft
zelf, doch ook in het geheele vaderland, omdat van Delft uit de bouwkundigen zich
over het land verspreiden. Daarom juist is het zoo gewenscht, dat de aanstaande
architecten hier tijdens hunne studiejaren zich omringd zien door goede voorbeelden
van de vaderlandsche bouwkunst en door warme belangstelling in die bouwwerken, opdat

20
 
Annotationen