Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Rooseboom, Matthijs P.: Plaatselijke Musea, [3]
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0049
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
stelling te wekken voor de oudheidkundige en artistieke belangen binnen het ressort van een museum.

In samenwerking met centrale organen kunnen de plaatselijke musea veel bijdragen tot het
redden en bewaren van monumenten en andere voorwerpen van oudheidkundige of artistieke
waarde binnen het ressort.

Opgravingen dienen alleen ondernomen te worden door deskundige personen.

Stelling 33 (wordt 32) (komt achter Stelling 20).

In iedere provincie dient een plaatselijk museum te staan onder de leiding van
eenen wetenschappelijk onderlegden directeur, die zich geheel kan wijden aan de oudheid-
kundige belangen der provincie[, en die met het oog daarop behoorlijk gesalarieerd wordt].
Rijk en provincie behooren de aanstelling van zulk eenen persoon zooveel mogelijk te
bevorderen.

N.B. Zooals het uitnemend werkt, dat er zich thans in iedere provincie een deskundige in zake
het archiefwezen bevindt, is het ook noodzakelijk, dat in iedere provincie een deskundige al
zijnen tijd kan geven aan de belangen der oudheidkunde. Thans hangt het te veel van het toeval
af, of de plaatselijke verzamelingen in de provincie goed dan wel slecht beheerd worden. Ook
in verband met de zorg voor monumenten, met opgravingen, tentoonstellingen enz., is de aan-
wezigheid van zulk eenen provincialen deskundige als vraagbaak hoogst gewenscht. Het is niet
noodig, dat deze rijksambtenaar zij ; daar hij echter dikwijls zal moeten opkomen voor algemeene
belangen, behoort het rijk zijne benoeming in de hand te werken, zoo noodig door het geven
van subsidie.

Voor zoover in dit belang niet wordt voorzien, is het [Het is] ook gewenscht, dat de bedoelde
directeur beschikt over een beambte, die in staat is om goed te photographeeren, om opmetingen
van gebouwen te doen, om teekeningen van opgravingen te maken, en die bovendien [eenigszins]
vertrouwd is met het conserveeren [en herstellen] van oudheden. De aanvragen om photographieën
nemen steeds toe, zoowel voor wetenschappelijke publicaties als voor geïllustreerde tijdschriften;
ook dienen bedreigde monumenten en oudheidkundige vondsten dikwijls met spoed gephoto-
grapheerd of opgemeten te worden. Het vervaardigen dezer photographieën eischt speciale kennis
en ervaring, waarover de gewone beroepsphotographen in de provinciale hoofdsteden slechts
zelden beschikken. Ook voor het verzamelen van kunsthistorische gegevens en bij het doen van
opgravingen in de provincie is de hulp van een technicus zeer gewenscht.

Stelling 34 (wordt 33).

[N.B. Wij overwegen nog het opnemen van eene stelling over de door Dr. Van Gelder besproken
museum-wandelingen, onder leiding van gidsen; doch het gevoelen was daarover nog niet gevestigd.]

AFD. III. HOE MOET DE VERHOUDING ZIJN VAN DE PLAATSELIJKE

MUSEA TOT DE RIJKSMUSEA?

Stelling 35 (wordt 33).

Het instandhouden van bestaande en het oprichten van nieuwe nationale musea [van]
voor geschiedenis, kunst, of kunstnijverheid in groote centra is rijkszaak.

Stelling 36 (wordt 34).

Terwijl de centrale rijksverzamelingen uitteraard als hare taak behouden, om zooveel
mogelijk een overzicht van de geheele Nederlandsche kunst- en beschavingsgeschiedenis

36
 
Annotationen