Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
De staatsbegrooting voor 1914
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0062

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
van Binnenlandsche Zaken zoude dan uit te maken hebben, of het de voorkeur verdient
om b.v. een of meer belangrijke schilderijen aan te koopen, dan wel eene collectie oude
meubelen of aardewerk of eene groote verzameling prenten. Het bezwaar tegen de thans
voorgestelde regeling geopperd, dat deze niet belet, dat te eeniger tijd op de overschrijving
der ongebruikte bedragen wordt terug gekomen, scheen den Minister van niet veel gewicht.
Z. i. bestaan geen gegronde redenen voor eene dergelijke vrees.

Wat de baten betreft, die de musea afwerpen, werd opgemerkt, dat volgens goede
regelen van comptabiliteit, alle baten in de schatkist moeten komen en, tenzij zeer over-
wegende redenen een andere conclusie wettigen, onder de middelen verantwoord worden.
Verkoop van doubletten is niet steeds wenschelijk. Menigmaal kunnen deze dienen voor
afstand in bruikleen aan andere instellingen of voor ruilmateriaal.

Wat ten slotte het denkbeeld betreft om op een of meer dagen der week entrée-
gelden te heffen, merkte de Minister op, dat deze wensch niet wel te rijmen is met den
aandrang van uit de Staten Generaal in de laatste jaren herhaaldelijk op de Regeering
uitgeoefend, om ten aanzien van het eenige Rijksmuseum waar tot nu toe entréegeld
werd geheven, n.1. het Museum Hendrik Willem Mesdag, zulks afgeschaft te krijgen.

De Minister vond dan ook geen aanleiding om te dezen van de tot dusver
gevolgde gedragslijn af te wijken. Overeenkomstig het in de mem. v. antw. 1913 onder
het opschrift »Museumfonds” medegedeelde, zijn bij deze begrooting de artikelen voor
de verschillende Rijksverzamelingen, in welke tot nu toe de uitgaven voor aankoopen
gecombineerd waren met die voor onderhoud, huishoudelijke uitgaven, schrijfloonen,
reis- en verblijfkosten enz., gesplitst in twee posten, waarvan de eene uitsluitend voor
aankoopen en de andere voor de overige bovengenoemde uitgaven is bestemd.

Koninklijk Kabinet van Schilderijen. Het artikel voor aankoopen mocht, naar de
meening van den Minister, niet op het oude bedrag van ƒ2500 gehandhaafd blijven.
Voor een musfum als het Mauritshuis zou eene dergelijke luttele som geen beteekenis
hebben en zeer zeker niet in billijke verhouding staan tot wat jaarlijks aan andere
Rijksverzamelingen kan worden besteed. Vandaar dat eene verhooging tot ƒ 10.000 is
toegestaan. Zelfs nu nog zal, bij de enorme prijzen, die tegenwoordig voor eerste-
rangs werken moeten worden betaald, veelal geruime tijd moeten verloopen, alvorens
door overschrijving van dienstjaar op dienstjaar, ingevolge de gedachte nieuwe regeling,
over een bedrag beschikt kan worden, voldoende om eenen aankoop van beteekenis te
kunnen doen.

Museum van Schilderijen te Amsterdam. Het artikel voor aankoopen is uitgetrokken
op een bedrag van ƒ12.500. Naar de meening van enkele leden moest in het vervolg
plaatsing in het museum van bustes en beeltenissen, die ter huldiging van een persoon
worden aangeboden worden geweigerd. Immers het Rijksmuseum is een kunstmuseum en geen
Pantheon of Ruhmeshalle. Wil men in deze richting gaan, dan behoort men uiterst voorzichtig
te zijn in de keuze van hen, die men er eene plaats waardig keurt en moet men in geen

49
 
Annotationen