Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
De staatsbegrooting voor 1914
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0063

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
geval beeltenissen van levenden opnemen. De National Portrait Gallery te Londen stelt een
termijn van ten minste tien jaren, welke na den dood moet verloopen, voordat aan de
beeltenis van den overledene eene plaats wordt ingeruimd. Deze maatregel verdient aan-
beveling. Men gaf in overweging in dezen geest een besluit te nemen. Daarvoor is thans
een geschikt oogenblik aanwezig, wijl niemand zal betwisten, dat de beeltenis van
Jhr. Mr. de Stuers nu reeds eene plaats tockomt in het gebouw, aan welks stichting hij
een zoo groot aandeel heeft gehad. Reeds vond de buste van den bouwmeester Dr. Cuijpers
er eene plaats. Daarnevens mag die van Jhr. Mr. de Stuers er niet ontbreken.

De Minister deelde mede, dat voor de toelating van beeltenissen, die ten geschenke
v/orden aangeboden, sedert een tiental jaren de regel geldt dat alleen dezulke worden
aangenomen, die als kunstwerken van beteekenis zijn te waardeeren. Het is dan ook
voorgekomen, dat beeltenissen van bekende levende personen werden geweigerd. Het
kwam hem derhalve voor, dat wanneer het Rijksmuseum in de gelegenheid wordt gesteld
kosteloos in het bezit te geraken van een kunstwerk van beteekenis, al moge dit de
beeltenis zijn van een meer of min bekenden tijdgenoot, er geen termen zijn dit te weigeren.
Waar dus de gedachte aan huldiging minder op den voorgrond treedt, scheen er geen
aanleiding te bestaan voor toepassing van den maatregel in het voorloopig verslag
bedoeld. Mocht te eeniger tijd eene portret- of historische galerij worden opgericht, dan
ware deze zeker de aangewezen plaats om vele der thans in het Rijksmuseum tentoon-
gestelde busten en beeltenissen op te nemen.

Prentenkabinet. Voor het artikel voor aankoopen kon, naar de meening van den
Minister niet met een bedrag van ƒ 4500 worden volstaan. Ten einde het Kabinet dat
zich in eene voortdurend toenemende belangstelling mag verheugen, in de gelegenheid te
stellen, zijne collecties successievelijk te completeeren, is een bedrag van ƒ7000 d. i.
ƒ 2500 meer, uitgetrokken. Ingevolge de nieuw getroffen regeling in zake het doen van
aankoopen voor de Rijksmusea kon een bedrag van ƒ 3600, dat op den dienst van 1913
voor het Rijksprentenkabinet nog beschikbaar bleef, bij de voor het jaar 1914 uitge-
trokken gelden worden gevoegd. Het artikel is daardoor verhoogd tot ƒ10.600.

Nederlandsch Museum. Het artikel voor aankoopen is uitgetrokken op een bedrag
van ƒ15.000.

Museum Huis Lambert van Meerten. Voor aankoopen is ƒ2000 uitgetrokken.

Uitleenen van kunstvoorwerpen. Men vroeg eene nauwkeurige opgave van de
kunstvoorwerpen uit ’s Rijks verzamelingen, welke in het jaar 1913 ten behoeve van
tentoonstellingen zijn uitgeleend, alsmede van de bedragen, waarvoor zij tegen brand en
andere gevaren werden verzekerd. Deze opgave is als bijlage B aan de mem. v. antw.
toegevoegd. In 1913 werd door zes musea naar zeven tentoonstellingen (waaronder twee
in het buitenland) voor eene waarde van ƒ200.600.— uitgeleend. Herhaaldelijk is men
in de laatste jaren opgekomen tegen het uitleenen, waardoor de musea worden ontredderd

50
 
Annotationen