Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI issue:
Inhoudsopgave
DOI article:
De staatsbegrooting voor 1914
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0064

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
en de voorwerpen aan allerlei gevaren worden blootgesteld. Daarbij is de reserve gemaakt,
dat er geen bezwaar zou bestaan tegen het vormen van eene verzameling van dubbele
of minderwaardige zaken, welke voor een zekeren tijd aan binnenlandsche musea zouden
kunnen worden uitgeleend.

De Minister erkende, dat door het uitleenen gevaar kan ontstaan, maar het is nu
eenmaal eene internationale gewoonte en het is moeilijk voor ons land, om zich daaraan
te onttrekken; weigerden wij aan de buitenlandsche tentoonstellingen deel te nemen, dan
zouden wij ook niet meer kunnen rekenen op deelneming uit het buitenland; dergelijke
tentoonstellingen hebben toch ook voor kunstopleiding van het volk waarde. De Minister
gaf toe, dat men wellicht wat te ver was gegaan en dat het misschien overweging zou
verdienen de aandacht te wijden aan de vorming van doubletten-collecties, die dan naai-
de binnenlandsche musea en de kleinere tentoonstellingen zouden kunnen worden gezonden;
voorloopig kon echter nog niet worden toegezegd, dat het deelnemen van regeeringswege
aan buitenlandsche tentoonstellingen op dit gebied geheel en al zal worden nagelaten.

Gidsen in de musea. De opmerking werd gemaakt, dat musea veel meer aan hun
doel zouden beantwoorden en in ruimer kring nut zouden stichten, indien ontwikkelde
personen werden belast op bepaalde uren bezoekers, die zich daarvoor aanmelden, rond
te leiden en in te lichten omtrent de beteekenis en de geschiedenis van hetgeen wordt
geboden. Dit wordt met toenemend succes in Engelsche musea in de laatste jaren toe-
gepast. Onder meer beschikken het British Museum en het Natural History Museum te
Londen en ook de Kew-Gardens over officieele »guide demonstrators", die den inhoud der
verzamelingen instructief weten te maken. Enkele malen per dag houden deze eenen
rondgang door gedeelten der collecties.

De Minister was gaarne bereid een onderzoek in te stellen naar de resultaten, die
het zoogenaamde gidsenstelsel in de musea in het buitenland op den duur hebben op-
geleverd en alsdan met de directeuren der Rijksmusea in overleg te treden, of het
aanbeveling verdient dit stelsel ook hier te lande toe te passen.

III. INSTITUUT TE ROME, ACADEMIE, TENTOONSTELLINGEN.

Nederlandsch Instituut te Rome. De mededeeling, gedaan in de mem. v. antw.
1913, dat deze post reeds met ƒ2000 was verhoogd, berustte op een misverstand.
Inderdaad was de post met slechts ƒ 1000 verhoogd, ten einde aan den geleerde, die
belast is met het kunsthistorisch onderzoek, eene toelage van ƒ2000 in plaats van ƒ1000
te kunnen toekennen. Ten einde het instituut niet in verlegenheid te brengen, is het
subsidie over het loopende jaar met ƒ1000 verhoogd, welk bedrag uit den reservepost
kon gevonden worden. Het was evenwel noodig, het subsidie thans definitief op ƒ5000
te bepalen, zoodat deze post met ƒ1000 is verhoogd.

Academie voor Beeldende Kunsten. Men vroeg inlichtingen omtrent de plannen
der Regeering ten aanzien van de sedert vele jaren urgent geachte verbouwing dezer

51
 
Annotationen