Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: De Ned. Herv. Kerk te Maasland
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0080

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
van Maassluis huis hielden en daar meer dan 60 riddermatige huizen verbrandden, ook
haar echter niet ontzien hebben, valt met recht te vermoeden, te meer daar de Hervormden
omstreeks 1600, blijkens verklaring, door het kerkbestuur in 1799 afgelegd, reeds voor een
som van ƒ3000 aan reparatiën uitgegeven hadden. In 1614 werd de band tusschen de kerk
en de orde verbroken, toen de Utrechtsche landkommandeur het begevingsrecht afstond
aan den ambachtsheer van Maasland en zijne nakomelingen.

De branden, die in 1646 en in 1745 een groot deel van Maasland in de asch legden,
hebben aan de kerk weinig of geen schade berokkend. De over deze jaren vrij uitvoerige
schriftelijke gegevens, vermelden er althans, voor zoover ik heb kunnen vinden, niets van.

Wat de bouwgeschiedenis der kerk betreft, voor de 17de eeuw komen we iets,
voor de 18de veel uit de rekeningen en kerkmeestersbesluiten te weten. Maar reeds lang
vóór dien tijd, in het begin der 16de eeuw had zij, een enkelen aanbouw en eenige
inwendige vernieuwingen daargelaten, de gedaante welke zij tegenwoordig vertoont.

Zij bestaat uit een westtoren, een schip van zes traveeën, een door vijf zijden van
een tienhoek gesloten, smaller en iets hooger
gelegen choor van drie, en een langs den
toren doorgetrokken noordbeuk van acht
traveeën met eene sluiting als die van het choor.

De oostelijkste travee van dezen beuk staat
in verbinding met het choor. Tegen den
zuidwand van dit laatste bevindt zich de
kerkmeesterskamer (oorspr. sacristie), waaraan
later een kamertje toegevoegd is; tegen dien van het schip de in 1770 aangebouwde
catechisatiekamer en, nog meer naar het Westen, een door drie achthoekszijden gesloten,
thans als portaal gebruikte kapel. Verder ten Zuiden van den toren een brandspuithuis,
en tegen den oostwand der beuksluiting een vuurhuis. Het materiaal is baksteen, met
toepassing van tuf voor de hoekblokken van den toren en de beeren, en voor de waterlijst
langs den zuidkant. Elders bestaat deze uit zandsteen. De in 1770 J) vernieuwde ingang
in den toren is van hardsteen. De tegen den zuidwand van het schip overgebleven beeren
met hun zeer lage versnijding toonen sporen van latere wijziging. Opmerkelijk is, dat de
contreforten tegen het schip en tegen de twee traveeën van het choor zich tot aan de
daklijst voortzetten in een liseen-achtige uitmetseling ter dikte van een halven steen. Bij
den wand van den noordbeuk is dit niet het geval. Inwendig vindt men dit echter weer
terug tusschen de scheibogen, zooals wij nog zullen zien. Van de (oorspronkelijk over-
welfde) sacristie is één der overhoeksche beeren blijven staan, en tegen de kapel een
drietal afgeschuinde. In dezen laatsten aanbouw zijn nog de laat-gothische traceeringen
van twee der thans dichtgemetselde vensters zichtbaar. Over de vensters van schip, beuk 1

1) In dat jaar werd voor een nieuw »sousijns steene kosijn” met toebehooren 13S gulden betaald.

67
 
Annotationen