Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Korte mededeelingen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0102

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
de opgang naar het plateau. — In het plateau lagen de kelders. Evenals bij andere hunne-
bedden werden de wanden der kelders gevormd door opstaande draagsteenen, aangevuld met
kleinere steenen, daarop lagen groote platte steenen als dekking; een vloer met keien
belegd lag op ongeveer 1,50 M. onder de deksteenen. Het geheel was zeker door het
zand van het plateau bedekt. De toegang tot deze kelders was op zijde. Daar reikte een
der opstaande steenen slechts tot de halve hoogte en vormde zoo den drempel van een
poortje, dat door een der deksteenen werd gedekt. Vóór dit poortje lag tegen de buiten-
zijde van den kelderwand een put, waarvan de wanden wederom door opstaande steenen
werden gevormd, terwijl de vloer, evenals de vloer van den kelder met keien belegd,
ter hoogte van den bovenkant van den drempelsteen was aangebracht. Door ingestapelde
steenen kon de toegang worden afgesloten. — Toen het hunnebed in onbruik raakte,
is het spoedig vervallen: de vulsteenen van den steenenkrans zijn naar buiten gegleden,
het zand is door de openingen van binnen uitgezakt en heeft bovendien de kelders
gevuld; zoo is de tegenwoordige toestand ontstaan. — Ook deze ontgraving moest worden
dichtgeworpen. Dr. Holwerda hoopt, dat het mogelijk zal zijn althans één hunnebed,
met zijn merkwaardigen door steenen gedekten grafkelder en zijn karakteristieken ingang
open te laten liggen. Om dit plan te verwezenlijken zou niet alleen een nieuwe opgraving
en een kleine restauratie van een hunnebed noodig zijn, maar ook een zorgvuldige en
voortdurende bewaking van het monument.

Enkhidzen. — Aangaande de gewelfschilderingen in de St. Pancraskerk deelt de
N. R. Ct. van 27 Febr. mede, dat de thans verwijderd wordende verflaag reeds in 1609
niet alleen op de plafond-, maar ook op de muurschilderingen moet zijn aangebracht.
De schilderingen, gelijk ze eertijds de kerk sierden, waren volgens de aanteekeningen
van Jan Simonsz. Blaeuhulck, bewindhebber der V. O. C., zoo verdienstelijk, dat den
schilder »van stadswegen een sekere prove of inkomste is toegestaan, daer hij eerlijk
van mogt leven en sijn huis onderhouden.” Volgens de N. R. Ct. van 9 Maart 1.1., is
op een der karbeelen de naam H. Reik ontdekt.

Enkhuizen. — Het Hbl. deelt mede, dat de Rijksarchitect, na bezichtiging van
den kelder onder den Drommedaristoren, geraden heeft dezen vol te werpen, daar bodem
en wanden op den duur het grondwater niet vermogen te weren.

Ferwerderadeel. — Wederom is een terp in deze omgeving te koop aangeboden.
Bij Ferwerd heeft eens het Benedictijnen-klooster Foswerd gestaan, gesticht in de 11 de eeuw.
In den Spaanschen tijd is het verwoest, doch reeds twee eeuwen vroeger was de rijkversierde
kerk met beschilderd houten gewelf door de Schieringers van het klooster Klaarkamp
vernield. Deze kerk werd later door een andere, met hoogen toren, vervangen.

Ook uit het oogpunt der praehistorie schijnt deze terp van belang. Het Friesch
Genootschap zal, met toestemming der verkoopers, toezicht op de afgraving houden.

89
 
Annotationen