Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Haslinghuis, Edward Johannes: Oud-Breda
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0109

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
de hoofdstraten: Brugstraat, Veemarktstraat, Caeter- (thans Catharina-)straat en, niet zoo
rechtstreeks, de Eindstraat en de weg van het Kasteel, uitkwamen. Houtmarkt en Vischmarkt
noemden wij al. Vlak bij de laatste was de Koren- (thans Haver-) markt.

Van de gebouwen die toen ter tijd de stad sierden, is al even weinig over als
van de wallen, zoodat eenige korte aanteekeningen kunnen volstaan. Alleen de Groote
Kerk maakt een uitzondering.

1. Het Kasteel. Jan I van Polanen was omstreeks 1350 begonnen hier een slot te
bouwen. De laatste overblijfselen van dezen bouw, die successievelijk voor de nieuwere
gedeelten moest plaats maken, en die in hoofdzaak het zuidelijk en zuidwestelijk deel
van het tegenwoordige hoofdgebouw der Militaire Academie besloeg, zijn in 1826 opge-
ruimd. Dit was het kasteel, waarheen de jonge graaf Willem van Holland vluchtte, toen
hij wegens zijn Hoeksche sympathieën den toorn van zijn vader Albrecht gewekt had.

Ten oosten van het Kasteel strekte zich het Valkenberg uit, door een poortgebouw
toegankelijk, en waarin verschillende dienstgebouwen van den heer en later ook de bouw-
hoeve, waarnaar de Bouwerijstraat heet, gelegen waren.

2. De Groote of O. L. Vrouwekerk. Het eerst wordt zij vermeld in 1269, wanneer
Elisabeth van Breda en haar man, Arnoud van Leuven, in een document aangaande een
schenking gewagen van den tijd, »doen men makede den stenne monster.” In 1303 werd
hier een kapittel gesticht, waarvoor de nalatenschap van zekeren Jacob, pastoor van Gilze
en deken van Hilvarenbeek, de gelden verstrekte. Hierom werd een verbouwing en
vergrooting van het choor gewenscht, en die zal tegen het eind der 14de eeuw haar
beslag gekregen hebben. In van Goor’s «Beschrijving van Stadt en Lande van Breda”
lezen we, dat Graaf Engelbrecht I »in ’t jaar 1410 heeft voltoyt het Koor met alle de
cieraden, en in ’t jaar 1412 heeft hij daar aangebragt het kopere Traliewerck.” Bij dit
nieuwe choor, dat zijbeuken, doch nog geen omgang had, sloot dan het oude Romaansche
schip met dwarsbeuk en toren aan. Dat de kerk van vrij grooten omvang was en
vermoedelijk een aantal kapellen bezat, valt te besluiten uit de vele altaren die zij reeds
toen telde. Onder de bij van Goor vermelde «outaren in de kerk van O. L. V.” tel ik
er een 14-tal, in de 14de eeuw gesticht. Hieronder een aan St. Joris gewijd, en dus wel
gefundeerd door de schutters van den voetboog 1). Bovendien bevond zich dicht bij het
choor, vermoedelijk ter plaatse waar in de 16de eeuw de kapel der heeren van Breda
verrees, eene aan Maria gewijde kapel.

3. Terloops vermeld ik de St. Wendelinskapel, die reeds in de 15de eeuw in de
Catharinastraat stond, doch bij den grooten brand van 1534 verwoest werd, zoodat het
thans door de Waalsche gemeente gebezigde gebouw eerst uit de 16de eeuw dagteekent.

4. Desgelijks de door de Tempeliers gestichte en in 1312 aan de Duitsche Orde
overgegane kapel op den hoek der naar haar geheeten St. Janstraat. Zij werd na van

1) Van welk gilde zich een fraaie verguldzilveren draagpenning (+ 1400) in het Nederlandsch
Museum te Amsterdam bevindt.

96
 
Annotationen