Fig. 2 (Erlinger).
baldakijnen zijn 28 c.M hoog en hebben in grondvlak den vorm van een halven tienhoek. De
opgaande buitenzijden komen
in versiering met die in het
middelste baldakijn overeen,
doch in plaats van een cirkel
met vijfpas dragen de wim-
pergen een vijfbladige gesty-
leerde roos tusschen eveneens
gestyleerd bladwerk. De balda-
kijnen zijn erg geschonden J).
De beelden der overledenen
zijn op levensgrootte, maar zeer
verminkt. Van de vrouwen is
het gelaat bijna, armen en
handen geheel, het bovenlijf ge-
deeltelijk, verdwenen; heer Jan
mist zijn voeten. Ieders hoofd
rustte eertijds op een kussen, met kwasten aan de hoeken, gelijk nog onder het hoofd
van den man en onder dat der vrouw aan
zijn rechterzijde is te zien. Ieder der beide
vrouwen heeft een hondje aan de voeten
liggen; en zoo lag wel eertijds aan de
voeten van heer Jan een leeuwtje. Eslinger
teekent nog de kussens (maar zonder kwasten
en vrij vierkant) en den leeuw. Bij Immink
echter zijn ook die reeds verdwenen; toch
lijkt ook nog op zijn teekening de toestand
der beelden gaver dan zij thans zijn. —
Voor zoover wij nu nog kunnen nagaan,
draagt de ridder een maliënkolder, met dito
kap en halsbedekking, een ronde (pot)helm
op de kap en door een staaf met ringen
eraan bevestigd; een lederen harnas over
den kolder; de armen zijn vanaf de ellebogen
niet meer door maliën doch alleen door de
mouwen van het onderkleed bedekt. Om
het middel is een riem met een gesp vast-
gemaakt; de beenen zijn omsloten door
een lederen dij- en scheenbescherming, met 1
Fig. 3 (Immink).
1) Een blik op de baldakijnen, zooals Erlinger en Immink ze teekenden, overtuigt van de
onbetrouwbaarheid hunner prenten. Zie ook de architectuur der nissen op de tombe.
baldakijnen zijn 28 c.M hoog en hebben in grondvlak den vorm van een halven tienhoek. De
opgaande buitenzijden komen
in versiering met die in het
middelste baldakijn overeen,
doch in plaats van een cirkel
met vijfpas dragen de wim-
pergen een vijfbladige gesty-
leerde roos tusschen eveneens
gestyleerd bladwerk. De balda-
kijnen zijn erg geschonden J).
De beelden der overledenen
zijn op levensgrootte, maar zeer
verminkt. Van de vrouwen is
het gelaat bijna, armen en
handen geheel, het bovenlijf ge-
deeltelijk, verdwenen; heer Jan
mist zijn voeten. Ieders hoofd
rustte eertijds op een kussen, met kwasten aan de hoeken, gelijk nog onder het hoofd
van den man en onder dat der vrouw aan
zijn rechterzijde is te zien. Ieder der beide
vrouwen heeft een hondje aan de voeten
liggen; en zoo lag wel eertijds aan de
voeten van heer Jan een leeuwtje. Eslinger
teekent nog de kussens (maar zonder kwasten
en vrij vierkant) en den leeuw. Bij Immink
echter zijn ook die reeds verdwenen; toch
lijkt ook nog op zijn teekening de toestand
der beelden gaver dan zij thans zijn. —
Voor zoover wij nu nog kunnen nagaan,
draagt de ridder een maliënkolder, met dito
kap en halsbedekking, een ronde (pot)helm
op de kap en door een staaf met ringen
eraan bevestigd; een lederen harnas over
den kolder; de armen zijn vanaf de ellebogen
niet meer door maliën doch alleen door de
mouwen van het onderkleed bedekt. Om
het middel is een riem met een gesp vast-
gemaakt; de beenen zijn omsloten door
een lederen dij- en scheenbescherming, met 1
Fig. 3 (Immink).
1) Een blik op de baldakijnen, zooals Erlinger en Immink ze teekenden, overtuigt van de
onbetrouwbaarheid hunner prenten. Zie ook de architectuur der nissen op de tombe.