Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Verslagen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0175

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
De heer Hoefer, die de Commissie vertegenwoordigde bij het Congres voor
monumentenzorg en heemschut te Dresden en ook als afgevaardigde de vergadering der
bestuurders van Duitsche »Denkmalarchive” bijwoonde, bracht van beide bijeenkomsten
uitvoerige verslagen uit, die als Bijlagen I en II aan het Verslag zijn toegevoegd. Op
de vergadering liet de Directeur van het Saksische monumentenarchief zich zeer waar-
deerend uit over de inrichting van het Bureau, dat hij eenige jaren geleden bezocht en
roemde »die mustergültige Anordnung” harer verzamelingen. »Ook elders blijkt de
inrichting van het Bureau en hare werkwijze de aandacht te hebben getrokken, want de
Belgische regeering zond Prof. Dr. Ad. de Ceuleneer, dien zij belast had met de voor-
bereiding van de instelling eener Belgische Commissie voor de monumentenbeschrijving,
naar ’s-Gravenhage ter bestudeering van een en ander.”

In het afgeloopen jaar is de Commissie herhaaldelijk opgetreden om te waken
voor het behoud van belangrijke monumenten. Daar dit ingrijpen om verschillende redenen
niet altijd tot gunstige resultaten leidde, geeft de secretaris der Commissie nogmaals den
dringenden wensch te kennen, »dat de Overheid ook in Nederland — als in welhaast
alle andere staten van Europa en zelfs in vele minder-beschaafde landen — door wettelijke
bevoegdheid in staat zij te waken voor de instandhouding en het goede onderhoud der
kunstwerken uit het verleden.”

Museum en school voor kunstnijverheid te Haarlem. Verslag over het jaar 1913. —
Een plan tot reorganisatie van het Museum is in voorbereiding om, zoodra eenige
lokaliteiten door verplaatsing van het Handelsmuseum van het Koloniaal Instituut naar
Amsterdam vrijkomen, deze onmiddelijk volgens het opgemaakte plan te kunnen inrichten.
Enkele beschouwingen over de decoratieve en de ambachtskunst lichten het reorganisatie-
plan eenigermate toe.

De reorganisatie van de school voor kunstnijverheid heeft dit jaar door de oprichting
eener bouwkundige afdeeling haar beslag gekregen. Door het organiseeren van maandelijksche
tentoonstellingen (ja zelfs meerdere in één maand) tracht de volijverige Directeur de belang-
stelling, niet alleen der leerlingen maar ook der Haarlemsche inwoners, levendig te houden.

Tot de belangrijkste behooren:

De tentoonstelling van ikatweefsels afkomstig van het eiland Soemba. Deze ver-
zameling werd door belangstellenden te Rotterdam aangekocht en aan het Museum voor
Land- en Volkenkunde te Rotterdam ten geschenke aangeboden.

Voorts de tentoonstelling van geschilderde glasramen, ontworpen door Johan
Thorn Prikker en uitgevoerd door G. Heinersdorff te Berlijn, die voor de »Drie-koningen-
kerk” te Neuss bestemd zijn en ten slotte de belangrijke tentoonstelling van moderne
medailles en plaquetten, welke zoowel door Nederlandsche als buitenlandsche artisten en
verzamelaars waren ingezonden.

Eenige afbeeldingen van werkstukken der leerlingen, sierlijke buffelhoornen lepeltjes
van Jules Vermeiren en een Buddha beeldje illustreeren dit met zorg uitgevoerde verslag.

162
 
Annotationen