Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Verslagen
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0176

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Verslag van het Friesch Museum te Leeuwarden over hetjaar 1913. — De Conservator
deelt in zijn verslag mede, dat in het Museum eene retrospectieve afdeeling voor het
boerenbedrijf zal worden ingericht. Door schenking en aankoop is het Museum in het
bezit gekomen van ouderwetsch Friesch karngerei o. a. een volledige karnmolen, kaas-
bereidings werktuigen enz. Hoewel het vormen eener dergelijke afdeeling zeer is toe te
juichen, zoo vragen wij ons af, of het verzamelen van dergelijke voorwerpen niet ligt op
den weg van het Openlucht Museum.

Voorts werden voor het Munt- en Penningkabinet op de veiling Wigersma, mede
met steun van particulieren, bijna alle op Friesland betrekking hebbende stukken, die in
de collectie ontbraken, aangekocht. Behalve eenige gouden Byzantijnsche en Merovingische
munten uit de terpen, werd ook »de unieke goudgulden van hertog George van Saksen,
als bewindhebber van Friesland (1504—1515)” voor het Museum verworven.

Tot slot zij vermeld dat behalve eenige schedels, nog »twee gestempelde stukken
terra-sigillata uit fabrieken te Rhein-Zabern, een gouden bracteaat uit Ferwerd, een kleine
beschilderde potscherf uit Hichtum, een soort vaatwerk, dat in het Museum nog niet
vertegenwoordigd was”, tot de belangrijkste terpvondsten behooren.

Sint-Bernulphusgilde. Verslag over de jaren 1901—1912. Een verblijdend verschijnsel
mag het voorzeker genoemd worden, dat na veeljarige onderbreking, het Bernulphusgilde
wederom een verslag harer werkzaamheden het licht heeft doen zien. Na een kort overzicht
der lezingen gehouden op de vergaderingen van 1901 — 1908 en eene beschrijving der
verschillende studiereizen (de reis naar Neuss en het bezoek aan de tentoonstelling te
Düsseldorf in 1902 worden uitvoerig besproken) volgt eene uiteenzetting der redenen
van de kwijning van het gilde. Na den dood van den stichter-deken, de ziel van het
gilde, Mgr. G. W. van Heukelum, wiens gouden priesterfeest en uitvaart door Dr. A. Jansen
in symphathieke bewoordingen herdacht worden, heeft het gilde zijn werzaamheden
geheel gestaakt.

Op initiatief der heeren Dr. A. Jansen, L. Fock, W. Mengelberg en A. J. van Rossum
werden in Mei 1911 plannen tot reorganisatie van het gilde besproken, die tot hare
herleving geleid hebben. Van de eerste daaropvolgende jaarlijksche algemeene vergadering
in Sept. 1911 en het bezoek aan Utrecht en Jutphaas wordt uitvoerig verslag uitgebracht,
terwijl fraaie afbeeldingen, o.m. van de Utrechtsche kerken, het artikel illustreeren.

Verslag van het Museum »de Lakenhal” te Leiden, over het jaar 1913. — Onder
de aanwinsten worden vermeld: zeventien schoorsteentegels van gebakken aarde met
ingedrukte figuren, afkomstig van het perceel aan de Kaiserstraat n°. 3; een groote bierpot
van bruin gebakken aarde, versierd met een geornamenteerd randje en geribde banden
met het wapen van Leiden en het jaartal 1686, voorts een roodaarden pot op 3 pootjes,
te Noordwijk opgegraven, waarin zich eenige zilveren munten bevonden (van 1571 en

163
 
Annotationen