Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI issue:
Inhoudsopgave
DOI article:
Hoogewerff, Godefridus J.: De zorg de monumenten en kunstschatten in Italië
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0190

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
omschreven. De bij de wet bepaalde verplichtingen, betreffende doelmatige conservatie enz.,
gaan op den nieuwen eigenaar over. Hij die eenig voorwerp, waarvan het «overwegend
belang” hem is bekend gemaakt, te koop, in huur, of ten geschenke aanbiedt, is gehouden
van de hem gedane mededeeling van te voren verklaring af te leggen (op gelijke wijze
alsof op het voorwerp een servituut rustte). Voorts zal hij aan het Ministerie van Onderwijs
schriftelijk verklaring afleggen aan wien, waar en wanneer de overdracht heeft plaats gehad,
daarbij tevens opgave doende van den eventueel ontvangen prijs. In geval van gerechterlijke
verkoop is hij, die den verkoop ten uitvoer legt verplicht het aanwezig zijn van het
«overwegend belang” in alle acten te vermelden en bovendien van den op handen zijnden
verkoop aan het Ministerie van Onderwijs mededeeling te doen. De verkooper zal binnen
een maand aan het Ministerie kennis geven aan wien het voorwerp (roerend of onroerend)
werd toegewezen en tot welken prijs. Indien op een openbare veiling een zaak «van
overwegend belang” onder den hamer zal worden gebracht, moet daarvan door den
auctionair aan het Ministerie schriftelijk mededeeling worden gedaan; hij zal terstond
kennis moeten geven aan wien het voorwerp werd toegewezen en tot welken prijs.

Art. 62. — «De kanseliers van de burgerlijke rechtbanken moeten aan het Ministerie
van Onderwijs aanschrijving doen van de faillissementen van handelaars in antiquiteiten
en oude boeken en van de faillissementen van verzamelaars in dergelijke voorwerpen,
binnen het ressort van hun rechtbank vallende, opdat van wege het Ministerie men zich
overtuige, of niet onder de te verkoopen goederen zich zaken bevinden, waarvan een
bekendmaking van het «overwegend belang” wenschelijk moet worden geacht.” De curator
van het faillissement is gehouden, zoodra hij met het opmaken van den inventaris een
begin heeft gemaakt, zijn kwaliteit ter kennis van het Ministerie te brengen. — Opgemerkt
moet worden, dat bij overlijden van een verzamelaar geen inzage van inventaris aan het
Ministerie verleend behoeft te worden, tenzij dit op wettige en overwegende gronden

geëischt wordt. De executeurs van het testament zijn ook in het minst niet verplicht

het Ministerie aangaande hun kwaliteit mededeeling te doen. Zij verstrekken alleen
schriftelijk opgave, aan wien of wie der erven een zaak, waarvan het «overwegend

belang” reeds vroeger was vastgesteld, ten deel is gevallen, op de wijze zooals dat
boven werd uiteengezet.

§ 2. — Recht van voorkeur.

Art. 63—65 omschrijven nader op welke wijze het bij art. 6 van de wet van

20 Juni 1909 aan de regeering toegekende recht van voorkeur wordt uitgeoefend. Vgl. ook
art. 9 van dezelfde wet.

3e Sectie. — Over onteigening van roerende en onroerende goederen.

Art. 66. — In de gevallen voorzien bij art. 7 van de wet van 20 Juni 1909
moeten steeds voorafgaan aanvrage en formaliteiten zooals vereischt zijn bij de algemeene
wet op de onteigeningen tot openbaar nut (25 Juni 1865) en bovendien de bijzondere
bekendmaking, dat de betrokken zaak overwegend artistiek of historisch belang heeft, op
de wijze zooals dat bij dit reglement zelf is bepaald.

177
 
Annotationen