Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Editor]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI issue:
Inhoudsopgave
DOI article:
Hoogewerff, Godefridus J.: De zorg de monumenten en kunstschatten in Italië
DOI Page / Citation link: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0191

DWork-Logo
Overview
loading ...
Facsimile
0.5
1 cm
facsimile
Scroll
OCR fulltext
Volgen in art. 67—73 de verdere bepalingen op welke wijze en in welke gevallen
van het recht tot onteigening door de regeering gebruik wordt gemaakt.

4e Sectie (art. 74—76). — Voorschriften aangaande de wijze van conservatie der
onroerende goederen, die tot «zaak van overwegend belang”, d. i. tot »staatsmonument”
zijn verklaard.

Hoofd III. — Nadere bepalingen en voorschriften, die zoowel omtrent de onder
»Hoofd I” als de onder »Hoofd II” bedoelde zaken en voorwerpen van kracht zijn.
Deze artikelen (77—82) handelen vooral over verbouwingen, in welke gevallen daartoe
dient te worden overgegaan, naar welke beginselen, enz.

Hoofd IV. — Over de opgravingen en gelukkige ontdekkingen.

De onder dit hoofd uitgewerkte voorschriften zijn zeer uitvoerig en van groot
gewicht; zooals van zelf spreekt, waar het gaat over den bodem van een land als Italië 1
Het zou ’t beste wezen, indien van deze bepalingen door een archaeoloog een afzonderlijk
overzicht bewerkt werd. Meer dan bij de andere «Hoofden” is hier toelichting noodig.
Met recht plaatst ook de Italiaansche wetgeving de «opgravingen” op zich zelf. Het zijn
niet de monumenten, die het Italiaansche volk heeft voortgebracht, maar de monumenten,
die zijn bodem toebehooren. Wanneer iemand van een schilderij, reeds sedert jaren in
zijn bezit aanwezig, ontdekt dat hét een Raffael is, dan is dit iets anders dan wanneer
hij in zijn akker een Apollo-beeld opdelft, ofschoon dat daar ook reeds vroeger
aanwezig was*. De beide vondsten vallen onder geheel verschillende titels. Zoo ooit dan
is het inzake «opgravingen” van belang te vergelijken, welke opvattingen de verschillende
landen zijn toegedaan. Terstond doet zich bijv. reeds de vraag voor, in hoever de Staat
gerechtigd is bij ontdekkingen in den bodem zich het recht van opgraving voor te
behouden. Eenerzijds kan het wenschelijk zijn iemand te verbieden verder één spade in
zijn grond te steken; anderzijds kan het noodzakelijk wezen een eigenaar te gelasten tot
een opgraving over te gaan, of toe te laten dat vanwege de regeering tot een onderzoek
op zijn terrein wordt overgegaan. Men komt hier voor de neteligste juridische kwesties
te staan en met schadeloosstelling, tijdelijke inbezitname' en onteigening is men er lang
niet altijd af. Trouwens de wetgeving op de «monumenten” heeft in Italië nog heel wat
meer kwesties in de wereld geholpen! Uit het reglement volgen hier, voor zoover de
opgravingen aangaat, verder alleen de titels:

le Sectie (art. 83—85). — Over de werkzaamheid van den Staat in het algemeen.

2e Sectie (art. 86—99). — Regeerings-opgravingen in terreinen toebehoorende
aan staat, provincie, gemeente, aan lichamen (als boven bedoeld) en aan particulieren.

3e Sectie (art. 100—115). — Opgravingen uitgaande van particulieren (Italianen
of niet-Italianen).

4e Sectie (art. 116—120). — Over gelukkige vondsten en ontdekkingen.

5e Sectie (art. 121 — 122). — Nadere bepalingen, geldende voor alle gevallen,
waarvan in de vier voorafgaande secties sprake was.

6e Sectie (Art. 123—127). — Algemeene bepalingen.

178
 
Annotationen