Universitätsbibliothek HeidelbergUniversitätsbibliothek Heidelberg
Metadaten

Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond [Hrsg.]
Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond — 2.Ser. 7.1914

DOI Heft:
Inhoudsopgave
DOI Artikel:
Rooseboom, Matthijs P.: Jaarvergadering te Breda 23 - 26 Juni 1914
DOI Seite / Zitierlink: 
https://doi.org/10.11588/diglit.19803#0244

DWork-Logo
Überblick
loading ...
Faksimile
0.5
1 cm
facsimile
Vollansicht
OCR-Volltext
Terugkeerende tot de agenda, wordt nu door de Heeren Bouricius en Van Dalen
verslag uitgebracht over de rekening en verantwoording van den Penningmeester. Deze
is anders ingericht dan in vorige jaren en door eene nalatigheid, waaraan de Penning-
meester geen schuld droeg, slechts in ontwerp bekend. Onder dankbetuiging aan den
Penningmeester wordt alsnu de rekening goedgekeurd.

Daarop wordt overgegaan tot eene nieuwe bestuursverkiezing, waarbij alle
aftredende leden herkozen worden. Bij stemming over een nieuwen Voorzitter in plaats
van Mr. Dr. J. C. Overvoorde, die niet herkiesbaar is, werden 13 van de 17 uitgebrachte
stemmen op Prof. Dr. W. Vogelsang vereenigd, zoodat deze als Voorzitter van den Bond
zal optreden. Op voorstel van het bestuur wordt daarop, na eenige gedachtenwisseling,
Arnhem aangewezen als plaats der volgende jaarvergadering, terwijl de Heeren J. Gimberg
en J. J. Weve hunne benoeming aannamen tot leden der commissie voor het nazien der
rekening van 1914.

Overgaande tot punt 7 der agenda, vraagt de Voorzitter eerst nog aan een crediet
van ƒ200 uit de bondskas voor de uitgave der Commissie voor de Oost-en West-Indische
Compagnie-gebouwen, hetgeen wordt toegestaan. Alsnu wordt voorgelezen een schrijven
van Mr. A. Loosjes over eene bijzondere uitgave vanwege den Bond van de geïllustreerde
artikelen »Sloopend herboren-Nederland”, verschenen in het tijdschrift »Buiten”. Dit voorstel
vindt instemming — de Heer Van Stockum stelt echter voor den titel te veranderen —
en aan het bestuur wordt opgedragen hierover in nader overleg te treden met Mr. Loosjes
en naar de kosten te informeeren. Een voorstel van den Heer G. van Kakken tot het
instellen eener technische commissie tot onderzoek van het al of niet wenschelijke van
het overeindzetten van grafzerken wordt door voorsteller toegelicht. Na ondersteund te
zijn, wordt ook dit voorstel aangenomen en zal het bestuur eene commissie benoemen.

Alsnu krijgt de Heer Mr. P. J. van Wijngaarden het woord over de Museum-kwestie
te Rotterdam in verband met het ingezonden verzoekschrift vanwege de Museum-Commissie
van den Bond. Duidelijk en zakelijk wordt door hem het verloop der zaken nagegaan en
erop gewezen, dat terwijl de Academie een museum meer bepaald voor aanschouwelijk
onderwijs beoogde en noodig had, waarvoor reeds een kern aanwezig was (bijv. verzameling
Frederiks, etc.), B. en W. van Rotterdam met een voorstel van een gecombineerd museum
kwamen. Hier is een zuiver plaatselijk museum bedoeld, met zoowel kunstnijverheid als
oudheden. Spreker vreest, dat als men op splitsing nu reeds aandringt en op strenge
toepassing der stellingen, er niets tot stand zal komen, wat zeer te betreuren zou zijn. Hij
verzoekt daarom den Bond zoodanig op te treden, dat er nog iets tot stand kome.

De Voorzitter zegt over de beginselvraag niet te zullen spreken, maar wijst er op, dat
de Bond moet trachten eene oplossing te vinden, waardoor de door den Bond aangenomen
regelen worden hooggehouden, zonder daarmede het tot stand komen van een museum in
gevaar te brengen. De tegenwoordige toestand is onhoudbaar en een museum, dat slechts
ten deele aansluit bij de desiderata van den Bond, is te verkiezen boven het bestendigen
van den tegenwoordigen toestand. Hoeveel hierin nog te bereiken valt, kan alleen beoor-

231
 
Annotationen